In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 20 juni 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag over drie minderjarigen, geboren uit het huwelijk van de verzoeker (de vader) en de verweerster (de moeder). De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza, verzocht om alleen met het gezag over de minderjarigen te worden belast en om de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij hem te bepalen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.S. Gravenstijn, voerde verweer en vroeg om afwijzing van het verzoek.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 29 augustus 2016 was ingediend, gevolgd door een verweerschrift op 13 december 2016. Tijdens de zittingen op 30 mei 2017 en 12 december 2016 zijn de minderjarigen gehoord en zijn er griffiersaantekeningen gemaakt van de mondelinge behandelingen. De Voogdijraad heeft een rapport uitgebracht op 21 maart 2017, waarin werd geconcludeerd dat de minderjarigen niet klem dreigen te raken indien de ouders gezamenlijk het gezag behouden. Beide ouders hebben aangegeven de communicatie tussen hen in stand te willen houden, wat positief is voor de gezamenlijke gezagsuitoefening.
Het gerecht heeft vastgesteld dat de ouders overeenstemming hebben bereikt over het ouderlijk gezag, het hoofdverblijf van de minderjarigen en het omgangsrecht. Deze afspraken zijn schriftelijk vastgelegd in een contract dat aan de beschikking is gehecht. De rechter heeft de kosten gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.