ECLI:NL:OGEAA:2017:540

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 juli 2017
Publicatiedatum
10 juli 2017
Zaaknummer
K.G. 1177 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civielrechtelijke procedure over onrechtmatige publicatie en vrijheid van meningsuiting

In deze civielrechtelijke procedure, die plaatsvond in kort geding, vorderde de naamloze vennootschap Compania Arubiano di Bus N.V. (hierna: Arubus) van de gedaagde, exploitant van het dagblad Solo di Pueblo, dat deze een op zijn Facebook-pagina gepubliceerde post zou verwijderen en rectificeren. De post bevatte beschuldigingen van onzorgvuldig handelen en mogelijke corruptie binnen Arubus. Arubus stelde dat de publicatie onrechtmatig was en dat de gedaagde niet had voldaan aan een sommatie om de post te verwijderen. De gedaagde voerde aan dat hij handelde in het kader van zijn vrijheid van meningsuiting en dat hij informatie had verkregen van een betrouwbare bron. Het gerecht moest een belangenafweging maken tussen het recht op vrijheid van meningsuiting van de gedaagde en het recht van Arubus op eerbiediging van de eer en goede naam. Het gerecht oordeelde dat Arubus voldoende gelegenheid had gehad om de beschuldigingen te weerleggen en dat de vorderingen van Arubus bij gebrek aan belang moesten worden afgewezen. De rechter compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 5 juli 2017
Behorend bij K.G. 1177 van 2017
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Compania Arubiano di Bus N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Arubus,
gemachtigde: advocaat mr. R.A. Wix,
tegen:
[gedaagde]
te Aruba,
hierna ook te noemen: gedaagde,
gemachtigde: advocaat mr. A.A. Ruiz,

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 6 juni 2017;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 22 juni 2017 waaruit blijkt dat partijen bijgestaan door hun gemachtigden zijn verschenen.
1.2
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Gedaagde is exploitant van het dagblad Solo di Pueblo. Op 30 mei 2017 heeft gedaagde de hiernavolgende ‘post’ gepubliceerd op zijn persoonlijke Facebook-pagina.
Informacion cu a yega serca nos ta mustra riba otro posibel corupcion
lantando cabes na Arubus: Ta un hecho cu Arubus no tin placa pa drecha
busnan den mal estado, cual den ultimo temponan a hasta trece protesta di empleadonan hunto cu nan sindicato. lnformacion nobo cu a yega ta bisa cu aparentemente Arubus tin intencion di manda bestel 100 "Standplaats di concrete"..na Colombia, cual e costo ta $ 300 segun un fuente a divulga. Sinembargo kier factura pa Arubus paga $ 2500.00 pa un !! Esey no ta tur, ainda mester instala e cosnan aki, cual ta costa 2 mil florin pa un, unda aparentemente esaki lo bay sin destaho public, pero handpick dor di gerencia di Arubus cual segun informe, ta un bon amigo di iglesia di gerencia. Nomber a wordo menciona, pero nos ta wante un rato. Mirando e informacionnan circulando ta nifica cu algun hende mester ta gana bon placa riba e asunto ki. Director di Arubus mester duna cuenta y splica riba esaki.
2.2
Op 30 mei 2017 werd gedaagde door de gemachtigde van Arubus gesommeerd om binnen 24 uur de gepubliceerde ‘post’ in kwestie van zijn Facebook-pagina te verwijderen en die ‘post’ te rectificeren. Gedaagde heeft daar echter niet aan voldaan.
2.3
Nog op 30 mei 2017 is de directeur van Arubus geïnterviewd door de nieuwssite 24ora. Dat interview is online gepubliceerd. Een interview is op 1 juni 2017 op de youtube pagina van Boletinextra Aruba gepubliceerd. Bovendien is een interview uitgezonden op radio Top FM. De directeur van Arubus is ook geïnterviewd door een journalist van Solo di Pueblo.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Arubus vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, dat het gerecht gedaagde beveelt om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis bovenstaande publicatie van zijn Facebook-pagina te verwijderen en verwijderd te houden en deze te rectificeren conform de door Arubus opgemaakte tekst, en die tekst 15 dagen gepubliceerd te houden, op verbeurte van een dwangsom van Afl. 5.000,= voor elke dag of deel daarvan dat gedaagde hieraan niet voldoet, kosten rechtens.
3.2
Arubus grondt de vordering erop dat gedaagde met deze publicatie de grenzen van het toelaatbare heeft overschreven en daarmee onrechtmatig jegens Arubus heeft gehandeld.
3.3
Gedaagde voert hiertegen gemotiveerd verweer, en veroordeling, kosten rechtens.
3.4
Op de stellingen van partijen zal, voor zover voor de beoordeling van belang, in het hiernavolgende worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Gedaagde heeft allereerst aangevoerd dat Arubus geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering en derhalve niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Daartoe wordt aangevoerd dat Arubus bij monde van haar directeur middels een interview op de televisie, de radio en op de website van 24ora heeft gereageerd op hetgeen gedaagde op zijn Facebook-pagina heeft ‘gepost’. Dat verweer wordt verworpen. De omstandigheid dat Arubus het bericht inmiddels heeft weersproken ontneemt op zichzelf de spoedeisendheid niet aan de gevorderde verwijdering van het gewraakte bericht en de rectificatie door gedaagde.
4.2
De gemachtigde van Arubus heeft ter terechtzitting verder nog een screenshot van de Facebook-pagina van gedaagde getoond van een oudere datum. Daarop zou een ongenuanceerde versie van de gepubliceerde ‘post’ te zien zijn. Gedaagde zou die hebben verwijderd en de beschuldiging tegen Arubus naderhand genuanceerd en de hiervoor onder 2.1 geciteerde tekst op zijn Facebook-pagina hebben gepubliceerd.
4.3
Het gerecht gaat bij de beoordeling van deze zaak uit van de tekst van de gepubliceerde ‘post’, zoals hiervoor geciteerd. Voor zover Arubus heeft bedoeld de rechtmatigheid van het eerdere facebookbericht aan de orde te stellen door dat ter zitting op de mobiele telefoon van de raadsman van Arubus aan de voorzieningenrechter te tonen is dat is strijd met de goede procesorde.
4.4
In deze zaak gaat het om een botsing van fundamentele rechten. Dit betreft enerzijds het recht van Arubus op eerbiediging van de eer en goede naam door niet onjuist beschuldigd te worden van verduistering dan wel misbruik van gelden binnen Arubus als staatsbedrijf. Anderzijds het door gedaagde uitgeoefende recht van de vrijheid van meningsuiting. Gedaagde voert in dit verband aan dat hij informatie van een betrouwbare bron kreeg met betrekking tot – geparafraseerd – corruptie binnen Arubus. Gedaagde noch Solo di Pueblo krijgt in dat soort gevallen tijdig een reactie van, hier, Arubus. Om toch een reactie uit te lokken, en mogelijk overigens informatie van derden te krijgen, zet gedaagde dan een bericht op zijn eigen facebookpagina. Volgens gedaagde wordt dan vaak wel gereageerd, zoals ook in het onderhavige geval op de ‘post’ die geliket werd door [naam PR & Marketing medewerker Arubus].
4.5.
Voorop wordt gesteld dat toewijzing van de door Arubus verzochte rectificatie een beperking vormt op het grondrecht van vrijheid van meningsuiting dat aan een ieder, derhalve ook aan gedaagde, op grond van het eerste lid van artikel I.12 van de Staatsregeling van Aruba en het in de Arubaanse rechtsorde rechtstreeks doorwerkende eerste lid van artikel 10 van het EVRM toekomt. Dit grondrecht geldt volgens voormeld artikel van de Staatsregeling van Aruba “behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens landsverordening” en kan volgens het tweede lid van voormeld verdragsartikel slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake wanneer de publicatie een zodanige inbreuk maakt op de eer en goede naam van Arubus dat die als onrechtmatig kan worden aangemerkt in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag welk recht - het recht op vrije meningsuiting of het recht op bescherming van de eer en goede naam - in het concrete geval zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen. Welk van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, de doorslag behoort te geven hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij wordt opgemerkt dat de toetsing in één keer dient te geschieden waarbij het oordeel dat een van beide rechten, gelet op alle ter zake dienende omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht, meebrengt dat de inbreuk op het andere recht voldoet aan de noodzakelijkheidstoets van art. 10 lid 2 EVRM, dan wel art. 8 lid 2 EVRM. Tot slot moet het gerecht de situatie oordelen naar de toestand zoals die zich voordoet ten tijde van de beslissing.
4.6
Bij het voorgaande telt dat gedaagde een dag na de publicatie een cameraploeg van zijn tv-station (Canal 22) heeft gestuurd om een interview bij de directeur van Arubus af te nemen. Voornoemd interview werd vervolgens op Youtube gepost en op Canal 22 uitgezonden. Ook heeft de directeur van Arubus via 24ora en Top FM opheldering over de publicatie verschaft. De door Arubus ingestelde vordering is daarom alleen dan toewijsbaar als de hiervoor omschreven belangenafweging in haar voordeel uitvalt én indien moet worden geoordeeld dat gedaagde, door na de sommatie van 30 mei 2017 te weigeren over te gaan tot de thans gevorderde verwijdering en rectificatie, onrechtmatig handelt.
4.7
Tussen partijen staat vast, dat gedaagde als journalist een maatschappelijk zwaarwegend belang heeft om eventuele misstanden die zich bij Arubus voordoen, publiekelijk aan de kaak te stellen. Onderdeel van de vrijheid van meningsuiting is de vrijheid van nieuwsgaring; in de methode die gedaagde daarvoor gebruikt is hij in beginsel vrij. Gedaagde heeft de informatie van een volgens hem betrouwbare bron verkregen en heeft deze zonder nader feitelijk onderzoek te verrichten op zijn Facebook-pagina gepost. Door gedaagde is in dat verband aangevoerd dat hij met een andere manier van opereren geen reactie van Arubus krijgt. Dit laatste wordt gemotiveerd door de directeur van Arubus weersproken. Volgens Arubus is de directeur per telefoon voor gedaagde bereikbaar. In de praktijk is ook gebleken dat in dit geval snel gereageerd kon worden. Dat zou niet anders geweest zijn als gedaagde voor publicatie van zijn ‘post’ contact met Arubus had opgenomen. Dat betoog is naar oordeel van de voorzieningrechter niet voldoende gemotiveerd betwist. Verder is niet komen vast te staan dat Arubus zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen haar in de ‘post’ wordt verweten of dat een of meer elementen van het bericht op waarheid berust. Gedaagde had derhalve ter bescherming van het aanmerkelijke belang van Arubus, voor publicatie op zijn minst een serieuze poging moeten doen om contact met Arubus op te nemen. Niet gebleken is immers dat de aard van de publicatie meebracht dat dat redelijkerwijze niet van gedaagde verlangd kon worden. Of hij had zijn publicatie zo vorm dienen te geven dat de suggestie van corruptie niet zou worden gewekt zoals nu wel het geval is. Het aanmerkelijke belang van Arubus is gelegen in het feit dat de suggestie van corruptie bij Arubus als staatsbedrijf een zware verdachtmaking is met te verwachten ernstige gevolgen voor de maatschappelijke positie van Arubus. Dat telt temeer nu het hier om een publicatie gaat van een bekende journalist met bijna 10.000 ‘followers’ op Facebook, die ook een dagblad exploiteert.
4.8
Het gerecht komt, een en ander tegen elkaar afwegend tot het oordeel dat gedaagde onvoldoende heeft gedaan om de bedoelde suggestie en de daarvan voor Arubus te vrezen nadelige gevolgen te vermijden door naar de beschuldiging voor publicatie voldoende onderzoek te doen. Gedaagde heeft daarmee in beginsel onzorgvuldig gehandeld jegens Arubus. Dat brengt op zich nog niet zonder meer met zich mee dat ook sprake is van een onrechtmatigheid die tot toewijzing van de vorderingen moet leiden. Bij de belangenafweging speelt in dit verband een doorslaggevende rol dat Arubus ruimschoots de mogelijkheid heeft gehad en genomen om het bericht te ontkrachten. Het bericht is dan ook geen eigen leven gaan leiden, althans dat is niet gesteld. Het mogelijk onterecht - bij sommige lezers - opgetreden gevolg van de ‘Facebook-post’ (de veronderstelling dat er sprake is van corruptie bij Arubus door het bestellen van 100 standplaatsen uit Colombia), moet immers worden geacht in voldoende mate te zijn tegengegaan met de opheldering die de directeur van Arubus heeft verschaft in de media (Canal 22, Top FM, Youtube en 24ora). In de diverse media is immers alsnog de vereiste helderheid verschaft dat Arubus niet van plan was en ook niet van plan is om standplaatsen te kopen. Dat de wijze waarop die rectificatie is gedaan onvoldoende is om die werking te hebben, is wel door Arubus gesteld maar door gedaagde terecht bestreden. Daarbij speelt dat niet gesteld is dat het facebookbericht van gedaagde nu nog in voor dit geding relevante mate wordt gedeeld of geliket. Algemeen bekend is dat facebook een vluchtig medium is waar berichten al snel ‘uit het zicht’ verdwijnen als ze niet regelmatig herhaald, gedeeld of geliket worden. Het onjuiste bericht is ook niet nader ‘opgepikt’ door dagbladen en andere ‘oude’ media; zelfs is niet gesteld dat Solo di Pueblo het bericht met nadere berichtgeving heeft doen volgen, anders dan de al genoemde reacties van Arubus.
4.9
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van Arubus bij gebrek aan belang moeten worden afgewezen.
4.1
Nu partijen ieder deels in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd zoals in het dictum aangegeven.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht, rechtdoende in kort geding:
5.1
wijst de vorderingen af;
5.2
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juli 2017 in aanwezigheid van de griffier.