ECLI:NL:OGEAA:2017:570

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 juli 2017
Publicatiedatum
12 juli 2017
Zaaknummer
Aua201700091
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake pensioenverordening leden der Staten

Op 3 juli 2017 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak waarbij de appellant, wonend in Aruba, beroep had ingesteld tegen de Minister van Financiën en Overheidsorganisatie. De appellant had eerder op 16 juli 2015 een verzoek ingediend om pensioen toe te kennen conform de Pensioenverordening leden der Staten, welk verzoek was afgewezen. Na bezwaar op 21 augustus 2015 en het uitblijven van een beslissing, heeft de appellant op 21 februari 2017 beroep ingesteld. Tijdens de procedure heeft de Minister op 6 april 2017 alsnog op het bezwaar beslist en het bezwaar ongegrond verklaard, waardoor het belang van het onderhavige beroep is komen te ontvallen. Het Gerecht heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat er geen procesbelang meer was. De rechter heeft tevens overwogen dat er geen wettelijke grondslag bestaat voor een veroordeling in de kosten, aangezien de uitspraak strekt tot niet-ontvankelijkverklaring. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth en is openbaar uitgesproken op 3 juli 2017. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen zes weken na de dag van de uitspraak kan worden ingesteld.

Uitspraak

Uitspraak van 3 juli 2017
Aua201700091
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellant],
wonend in Aruba,
APPELLANT,
procederend in persoon,
gericht tegen:
de MINISTER VAN FINANCIЁN EN OVERHEIDSORGANISATIE,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.P. Wever (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 16 juli 2015 heeft verweerder het verzoek van appellant om hem conform de Pensioenverordening leden der Staten met ingang van 19 april 2013 pensioen toe te kennen, afgewezen.
Daartegen heeft appellant op 21 augustus 2015 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellant op 21 februari 2017 beroep ingesteld.
Op 17 mei 2017 heeft verweerder nadere stukken ingediend.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 32, aanhef en onder a, van de Lar kan het gerecht onmiddellijk uitspraak doen indien het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
2.2
Bij beschikking van 6 april 2017, door verweerder overgelegd, heeft verweerder alsnog op het bezwaar van appellant beslist, waarbij hij het bezwaar ongegrond heeft verklaard en de afwijzing van 16 juli 2015 heeft gehandhaafd. Daartegen heeft appellant beroep ingesteld, welk beroep bij het gerecht is geregistreerd onder het nummer Aua201700807. Onder deze omstandigheden is het belang aan het onderhavige beroep komen te ontvallen.
2.3
Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.4
Voor een veroordeling in de kosten bestaat geen wettelijke grondslag. Daartoe wordt overwogen dat de grondslag voor een veroordeling in de proceskosten in beroepszaken op grond van de Lar is gelegen in de in artikel 52, tweede lid, van deze landsverordening neergelegde mogelijkheid van veroordeling tot vergoeding van schade, geleden als gevolg van de vernietigde beschikking. Bij een uitspraak, strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring ontbreekt de mogelijkheid tot een dergelijke veroordeling.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
Verklaart het beroep niet ontvankelijk.
Deze beslissing werd gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 3 juli 2017 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).