ECLI:NL:OGEAA:2017:571

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 juli 2017
Publicatiedatum
12 juli 2017
Zaaknummer
Aua201700100
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om dwangsom wegens niet-beslissen op bezwaar in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 3 juli 2017 uitspraak gedaan op een verzoek ex artikel 53 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak (Lar). Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.G. Kock, had eerder een beroep ingesteld tegen een fictieve afwijzende beschikking van de Minister van Volksgezondheid, Bejaardenzorg en Sport, die op 21 november 2016 door het gerecht gegrond was verklaard. De minister was opgedragen om binnen drie maanden na deze uitspraak een reële beslissing te nemen op het bezwaar van verzoekster, dat dateert van 20 oktober 2015. Echter, bij het sluiten van het onderzoek bleek dat de minister geen beslissing had genomen op het bezwaar van verzoekster.

Verzoekster heeft daarop op 24 februari 2017 een verzoek ingediend om de minister te verplichten alsnog een beslissing te nemen, met het opleggen van een dwangsom van Afl. 500,- per dag bij niet-naleving, tot een maximum van Afl. 25.000,-. Het gerecht overwoog dat de minister in gebreke was gebleven en heeft besloten dat de minister binnen drie maanden na de uitspraak een reële beslissing moet nemen op het bezwaar van verzoekster. Tevens werd de minister veroordeeld tot betaling van de kosten van het geding, begroot op Afl. 500,-, en werd de teruggave van het griffierecht van Afl. 25,- gelast.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de mogelijkheid voor burgers om via de rechter een dwangsom te vorderen wanneer een bestuursorgaan niet aan zijn verplichtingen voldoet.

Uitspraak

Uitspraak van 3 juli 2017
Aua201700100
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek ex artikel 53 van
de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[verzoekster],
wonend in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
gericht tegen:
de Minister van Volksgezondheid, Bejaardenzorg en Sport,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

1.PROCESVERLOOP

Bij uitspraak van dit gerecht van 21 november 2016, Lar nr. 362 van 2016, heeft het gerecht het beroep van verzoekster tegen de fictieve afwijzende beschikking op het bezwaar van verzoekster van 20 oktober 2015 gegrond verklaard, deze fictieve beschikking vernietigd en verweerder opgedragen om uiterlijk binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van de uitspraak een reële beslissing te nemen op het bezwaar.
Op 24 februari 2017 heeft verzoekster onderhavig verzoek ex artikel 53 van de Lar ingediend.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 53, eerste lid, van de Lar kan, indien het bestuursorgaan niet binnen de daarvoor gestelde termijn voldoet aan artikel 51, de wederpartij bij het gerecht een verzoek indienen tot toekenning van een vergoeding ten laste van het Land dan wel een verzoek om het bestuursorgaan te verplichten alsnog gevolg te geven aan de uitspraak.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, kan bij de beslissing op dit verzoek worden bepaald dat het bestuursorgaan aan de wederpartij een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat het in gebreke blijft aan de beslissing te voldoen.
2.2
Het verzoek strekt ertoe om verweerder door middel van het opleggen van een dwangsom overeenkomstig artikel 53, tweede lid, van de Lar te verplichten gevolg te geven aan de uitspraak van 21 november 2016.
2.3
Het gerecht overweegt dat bij het sluiten van het onderzoek niet is gebleken dat verweerder op het bezwaar van verzoekster heeft beslist. Verweerder heeft derhalve geen gevolg gegeven aan voormelde uitspraak van 21 november 2016. Het gerecht ziet hierin aanleiding om verweerder op te dragen om alsnog een reële beslissing op het bezwaar van verzoekster van 20 oktober 2015 te nemen binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak, thans onder het opleggen van een dwangsom van Afl. 500,- per dag dat verweerder in gebreke blijft aan deze uitspraak te voldoen, met een maximum van Afl. 25.000,-.
2.4
Nu verzoekster met recht in beroep is gekomen en hierdoor noodzakelijke kosten heeft gemaakt door met een gemachtigde op te treden, zal verweerder in de kosten van dit geding worden veroordeeld, die begroot worden op een bedrag van Afl. 500,-.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
 bepaalt dat verweerder binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een reële beslissing dient te nemen op het bezwaar van verzoekster van 20 oktober 2015;
 bepaalt dat verweerder een dwangsom aan verzoekster verbeurt van Afl. 500,- per dag dat verweerder in gebreke blijft om na bovenvermelde termijn van drie maanden een reële beslissing te nemen, met een maximum van Afl. 25.000,-;
 veroordeelt verweerder tot betaling van de door verzoekster voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 500,-;
 gelast de teruggave van het door verzoekster gestorte griffierecht van Afl. 25,-.
Deze beslissing werd gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 3 juli 2017, in aanwezigheid van de griffier.