ECLI:NL:OGEAA:2017:575

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 juli 2017
Publicatiedatum
12 juli 2017
Zaaknummer
AUA201700734
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering afgifte verklaring omtrent gedrag op basis van strafblad en bezwaren tegen klager

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 3 juli 2017 uitspraak gedaan over een klaagschrift van een klager die verzocht om afgifte van een verklaring omtrent zijn gedrag. De klager, die in persoon procedeerde, had eerder een verzoek ingediend dat op 20 april 2017 door de aangewezen ambtenaar was afgewezen. De klager had deze verklaring nodig om een pas te verkrijgen voor toegang tot het terrein van het Water- en Energiebedrijf (WEB N.V.).

De aangewezen ambtenaar had de afgifte van de verklaring geweigerd op basis van de veroordeling van de klager voor diverse delicten, waaronder diefstallen vergezeld van geweld en het opzettelijk overtreden van de Landsverordening verdovende middelen. De klager voerde aan dat hij ten tijde van de strafbare feiten minderjarig was en dat hij inmiddels een baan had, waarvoor hij de verklaring nodig had om deze te behouden. Hij stelde dat hij recht had op een tweede kans.

Het gerecht oordeelde dat, gezien de aard en ernst van de gepleegde delicten, de aangewezen ambtenaar terecht had geconcludeerd dat er bezwaren waren tegen de klager. De rechter stelde vast dat de afwijzing van de verklaring op goede gronden was gebaseerd en dat de klacht van de klager ongegrond was. De beslissing werd genomen door mr. M.E.B. de Haseth, en tegen deze beschikking stond geen hoger beroep open.

Uitspraak

Beschikking van 3 juli 2017
AUA201700734
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het klaagschrift als bedoeld in artikel 25 van de Landsverordening justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (hierna: de Lv VOG) van:
[klager],
wonend in Aruba,
KLAGER,
procederend in persoon,
gericht tegen de beschikking van 20 april 2017 van:
de aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 14 van de Lv VOG,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 20 april 2017 heeft verweerder het verzoek van klager om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag afgewezen.
Bij brief van 20 april 2017, ingediend op 24 april 2017, heeft klager daartegen een klaagschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld in raadkamer op 5 juni 2017, waar klager en verweerder zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel vijf, eerste lid, van de Lv VOG wordt een strafblad uit het strafregister verwijderd na verloop van een termijn van vier jaren.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, beloopt de termijn acht jaren, indien bij de veroordeling is opgelegd gevangenisstraf.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, wordt de in artikel 5 bedoelde termijn verlengd met de bij de uitspraak bepaalde duur van de opgelegde vrijheidsstraf met uitzondering van de straf of het gedeelte daarvan ten aanzien waarvan de rechter heeft bepaald dat het niet zal worden tenuitvoergelegd en een last tot herroeping niet is gegeven.
Ingevolge artikel 15, tweede lid, houdt een verklaring omtrent het gedrag niet anders in dan dat de aangewezen ambtenaar uit het onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene ingesteld, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon.
Ingevolge artikel 22, eerste lid, geeft de aangewezen ambtenaar een verklaring omtrent het gedrag slechts af wanneer hem uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon. In alle andere gevallen weigert hij de gevraagde verklaring af te geven.
Ingevolge artikel 23, eerste lid, mag de aangewezen ambtenaar, voor zover thans van belang, bij zijn onderzoek uitsluitend acht slaan op:
a. de uittreksels uit de strafregisters die hem ten aanzien van de betrokkene verstrekt worden;
b. gegevens ontleend aan de registers van de politie;
c. andere schriftelijke bescheiden welke hem in verband met de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag ter beschikking zijn gesteld.
2.2
Klager heeft verzocht om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag ten behoeve van het verkrijgen van een pas om het terrein van het Water- en Energiebedrijf (WEB N.V.) te kunnen betreden.
2.3
Bij de afwijzing heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, hem is gebleken van bezwaren tegen klager.
Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager bij onherroepelijk geworden vonnis van het gerecht van 30 augustus 2012, voor zover thans van belang, is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren en zes maanden, voor in de periode van 7 juli 2011 tot en met 10 juli 2011 gepleegde diefstallen voorafgegaan door en vergezeld van geweld, en het opzettelijk overtreden van de Landsverordening verdovende middelen. De aard en ernst van deze strafbare feiten vormen volgens verweerder, gelet op het doel, waarvoor afgifte van een verklaring omtrent het gedrag is verzocht, zodanige bezwaren dat deze moest worden geweigerd.
2.4
Klager betoogt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hem is gebleken van bezwaren tegen zijn persoon, gelet op het doel, waarvoor de afgifte is verzocht, te weten het verkrijgen van een pas om het terrein van het WEB N.V. te kunnen betreden, omdat deze bezwaren inmiddels zijn weggenomen. Daartoe voert hij aan dat hij ten tijde van het plegen van de strafbare feiten minderjarig was. Hij heeft thans een baan, maar heeft de verklaring nodig om de baan te kunnen behouden. Deze baan heeft hij nodig om zijn moeder te kunnen onderhouden, aldus klager. Klager voert ten slotte aan dat hij recht heeft op een tweede kans..
2.5
Het gerecht is van oordeel dat, in aanmerking genomen de veroordeling van klager voor diverse delicten, alsmede de aard en ernst van het gepleegde delicten, te weten diefstallen voorafgegaan door en vergezeld van geweld en het opzettelijk overtreden van de Landsverordening verdovende middelen, verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat hem is gebleken van bezwaren tegen de persoon van klager, gelet op het doel, waarvoor afgifte is verzocht. Onder deze omstandigheden was verweerder ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Lv VOG gehouden te weigeren de gevraagde verklaring af te geven. Het betoog faalt reeds om deze reden. Hetgeen klager voor het overige aanvoert, behoeft dan ook geen bespreking.
2.6
Gelet op het vorenoverwogene zal de klacht ongegrond worden verklaard.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing werd gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, op 3 juli 2017.
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open (artikel 28, derde lid, van de Lv VOG).