ECLI:NL:OGEAA:2017:577

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 juli 2017
Publicatiedatum
12 juli 2017
Zaaknummer
AUA201700796
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering afgifte verklaring omtrent gedrag op basis van strafblad en bezwaren tegen klager

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 3 juli 2017 uitspraak gedaan in een klaagschrift van een klager die verzocht om afgifte van een verklaring omtrent zijn gedrag. De klager, die in Aruba woont, had eerder een verzoek ingediend dat op 20 april 2017 door de aangewezen ambtenaar was afgewezen. De reden voor de afwijzing was de veroordeling van de klager in 2014 voor mishandeling met gebruikmaking van een wapen, wat leidde tot een gevangenisstraf van 262 dagen. De klager had de verklaring nodig voor een functie als beveiligingsmedewerker bij Marriott Hotel, waarbij integriteit en betrouwbaarheid van groot belang zijn.

Het gerecht heeft de zaak behandeld in raadkamer op 12 juni 2017, waar zowel de klager als de verweerder aanwezig waren. De rechter heeft overwogen dat, gezien de aard en ernst van het gepleegde delict en het korte tijdsverloop sinds de veroordeling, de verweerder terecht heeft gesteld dat er bezwaren zijn tegen de klager. De klager betoogde dat de afwijzing van zijn verzoek rampzalige gevolgen zou hebben voor zijn gezin, maar het gerecht oordeelde dat de verweerder op goede gronden de afgifte van de verklaring had geweigerd. De rechter verklaarde de klacht ongegrond en benadrukte dat de functie van beveiligingsmedewerker een dienende rol is, waarbij de veiligheid van anderen op het spel staat.

De beslissing werd genomen door mr. M.E.B. de Haseth, en er staat geen hoger beroep open tegen deze beschikking, zoals bepaald in artikel 28, derde lid, van de Landsverordening justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (Lv VOG).

Uitspraak

Beschikking van 3 juli 2017
AUA201700796
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het klaagschrift als bedoeld in artikel 25 van de Landsverordening justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (hierna: de Lv VOG) van:
[klager],
wonend in Aruba,
KLAGER,
procederend in persoon,
gericht tegen de beschikking van 20 april 2017 van:
de aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 14 van de Lv VOG,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

1.DE PROCEDURE

Bij beschikking van 20 april 2017 heeft verweerder het verzoek van klager om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag afgewezen.
Op 24 april 2017 heeft klager daartegen een klaagschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld in raadkamer op 12 juni 2017, waar klager en verweerder zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.DE BEOORDELING

2.1
Ingevolge artikel vijf, eerste lid, van de Lv VOG wordt een strafblad uit het strafregister verwijderd na verloop van een termijn van vier jaren.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, beloopt de termijn acht jaren, indien bij de veroordeling is opgelegd gevangenisstraf.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, wordt de in artikel 5 bedoelde termijn verlengd met de bij de uitspraak bepaalde duur van de opgelegde vrijheidsstraf met uitzondering van de straf of het gedeelte daarvan ten aanzien waarvan de rechter heeft bepaald dat het niet zal worden tenuitvoergelegd en een last tot herroeping niet is gegeven.
Ingevolge artikel 15, tweede lid, houdt een verklaring omtrent het gedrag niet anders in dan dat de aangewezen ambtenaar uit het onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene ingesteld, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon.
Ingevolge artikel 22, eerste lid, geeft de aangewezen ambtenaar een verklaring omtrent het gedrag slechts af wanneer hem uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon. In alle andere gevallen weigert hij de gevraagde verklaring af te geven.
Ingevolge artikel 23, eerste lid, mag de aangewezen ambtenaar, voor zover thans van belang, bij zijn onderzoek uitsluitend acht slaan op:
a. de uittreksels uit de strafregisters die hem ten aanzien van de betrokkene verstrekt worden;
b. gegevens ontleend aan de registers van de politie;
c. andere schriftelijke bescheiden welke hem in verband met de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag ter beschikking zijn gesteld.
2.2
Klager heeft verzocht om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag ten behoeve van een dienstbetrekking bij Marriott Hotel in de functie van beveiligingsmedewerker (loss prevention officer).
2.3
Bij de afwijzing heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, hem is gebleken van bezwaren tegen klager. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager bij onherroepelijk geworden vonnis van het hof van 6 januari 2014 is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tweehonderdentweeënzestig dagen voor mishandeling met gebruikmaking van een wapen. De aard van dit strafbare feit, een geweldsdelict dat zich kenmerkt door het uitoefenen van agressie jegens derden, vormt volgens verweerder, gelet op het doel, waarvoor afgifte is verzocht, zodanige bezwaren dat afgifte van een verklaring omtrent het gedrag moest worden geweigerd. Daarbij heeft verweerder mede in aanmerking genomen dat het betrekkelijk kort geleden is dat klager in aanraking is geweest met justitie.
2.4
Klager betoogt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hem is gebleken van bezwaren tegen zijn persoon, gelet op het doel, waarvoor de afgifte is verzocht, te weten het behouden van zijn baan als loss prevention officer bij Marriott Hotel. Daartoe voert hij aan dat hij de kostwinner is en dat als hij zijn baan verliest dit rampzalige gevolgen zal hebben voor zijn familie.
2.5
Het gerecht is van oordeel dat, in aanmerking genomen de veroordeling van klager voor een strafbaar feit uit 2014, alsmede de aard en ernst van het gepleegde delict, te weten mishandeling met gebruikmaking van een wapen, en het betrekkelijk korte tijdsverloop sinds klager met justitie in aanraking is gekomen, verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat hem is gebleken van bezwaren tegen de persoon van klager, gelet op het doel, waarvoor afgifte is verzocht. Daarbij wordt voorts in aanmerking genomen dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de door klager gewenste functie van beveiligingsmedewerker (loss prevention officer), een dienende functie is, waarbij zowel de toeristen als collega’s volledig op de integriteit en betrouwbaarheid van betrokkene moeten kunnen vertrouwen, en betrokkene de zorg en de verantwoordelijkheid draagt voor de veiligheid van anderen.
Onder deze omstandigheden was verweerder ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Lv VOG gehouden te weigeren de gevraagde verklaring af te geven. Het betoog faalt reeds om deze reden. Hetgeen klager voor het overige aanvoert, behoeft dan ook geen bespreking.
2.6
Gelet op het vorenoverwogene zal de klacht ongegrond worden verklaard.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing werd gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, op maandag 3 juli 2017.
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open (artikel 28, derde lid, van de Lv VOG).