In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van 29 maart 2017. Dit verstekvonnis, behorend bij K.G. 343 van 2017, verplichtte eiseres om haar medewerking te verlenen aan de splitsing van een perceel en om de woning op dat perceel binnen twee weken te ontruimen. Eiseres heeft op 10 april 2017 een aangetekende brief ontvangen en het verstekvonnis op 12 april 2017 opgehaald. Op 24 april 2017 heeft zij haar spullen uit de woning gehaald, wat volgens de rechter aantoont dat zij op die datum bekend was met de inhoud van het vonnis.
Gedaagde c.s. heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet-ontvankelijk is in haar verzet, omdat de verzettermijn van twee weken was overschreden. De rechter heeft vastgesteld dat de termijn op 24 april 2017 is gaan lopen en op 8 mei 2017 is verstreken. Het verzetschrift is op 9 mei 2017 ingediend, wat te laat was. De rechter heeft eiseres niet-ontvankelijk verklaard in het verzet en haar veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op Afl. 1.000,-.
Dit vonnis is uitgesproken op 19 juli 2017 in aanwezigheid van de griffier, en de rechter heeft de beslissing genomen op basis van de feiten en de toepasselijke wetgeving, met name artikel 84 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.