ECLI:NL:OGEAA:2017:597

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 mei 2017
Publicatiedatum
7 augustus 2017
Zaaknummer
Aua201700014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake vergunning tot tijdelijk verblijf

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 15 mei 2017 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf. Appellant had op 8 juni 2016 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek door de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie. Het gerecht heeft appellant in de gelegenheid gesteld om aannemelijk te maken dat hij het beroepschrift tijdig had ingediend, maar appellant heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Het gerecht overweegt dat het beroepschrift op 12 januari 2017 is ingediend, wat buiten de termijn van acht weken viel die was vastgesteld in de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). De termijn voor het indienen van het beroep begon te lopen op 26 oktober 2016, de laatste datum waarop verweerder had moeten beslissen op het bezwaar. Aangezien appellant niet kon aantonen dat hij het beroepschrift tijdig had ingediend, verklaarde het gerecht het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De rechter heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof.

Uitspraak

Uitspraak van 15 mei 2017
Aua201700014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellant],
wonend in Aruba,
APPELLANT,
procederend in persoon,
gericht tegen:
de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie
zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 3 juni 2016 heeft verweerder een verzoek van appellant om hem een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen.
Daartegen heeft appellant op 8 juni 2016 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellant op 12 januari 2017 beroep ingesteld bij het gerecht.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ambtshalve overweegt het gerecht als volgt.
2.2
Ingevolge artikel 15, aanhef en onder a, van de Lar, voor zover thans van belang, stelt het bestuursorgaan het bezwaarschrift en de daarop betrekking hebbende stukken uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van het bezwaarschrift in handen van de bezwaaradviescommissie.
Ingevolge artikel 19, eerste lid, brengt de bezwaaradviescommissie het bestuursorgaan binnen vier weken, nadat zij het bezwaarschrift van het bestuursorgaan heeft ontvangen, advies uit.
Indien het redelijkerwijs niet mogelijk is advies binnen de in het eerste lid bedoelde termijn uit te brengen, kan de commissie deze termijn ingevolge het tweede lid eenmaal met ten hoogste vier weken verlengen. De commissie doet van een zodanige verlenging mededeling aan de indiener van het bezwaarschrift en het bestuursorgaan.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, neemt het bestuursorgaan de beslissing op het bezwaarschrift binnen zes weken na de dagtekening van het advies of, indien het advies niet binnen de daarvoor gestelde termijn is ontvangen, binnen zes weken na het verstrijken van die termijn.
Ingevolge artikel 27, tweede lid, bedraagt, indien het beroepschrift betrekking heeft op het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift, de termijn voor het indienen van een beroepschrift acht weken en gaat deze in op de dag, waarop het bestuursorgaan in gebreke raakt, tijdig op het bezwaarschrift te beslissen.
Ingevolge artikel 28, eerste lid, voor zover thans van belang, wordt een beroepschrift niet-ontvankelijk verklaard, indien het is ingediend, nadat de termijn is verstreken.
Ingevolge artikel 28, derde lid, blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege, indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt
Ingevolge artikel 32, aanhef en onder a, kan het gerecht onmiddellijk uitspraak doen indien het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
2.3
Het bezwaarschrift is op 8 juni 2016 ingediend, zodat verweerder binnen twaalf weken na ontvangst daarvan, dat wil zeggen uiterlijk op 31 augustus 2016, op het daarbij gemaakte bezwaar diende te beschikken. Ingevolge artikel 27, tweede lid, van de Lar kon uiterlijk op 26 oktober 2016 tegen het uitblijven van zodanige beschikking beroep worden ingesteld. Het beroepschrift is op 12 januari 2017, derhalve buiten deze termijn, ingediend.
Bij brief van 2 februari 2017 heeft het gerecht appellant in de gelegenheid gesteld om aannemelijk te maken dat hij het beroepschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden, zoals bedoeld in artikel 28, derde lid, van de Lar. Appellant heeft geen gebruik gemaakt van de hem geboden gelegenheid.
2.4
Gelet op het vorenoverwogene, is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
2.5
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 15 mei 2017, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).