ECLI:NL:OGEAA:2017:598

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 mei 2017
Publicatiedatum
7 augustus 2017
Zaaknummer
Aua201700034
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot het nemen van een reële beslissing op bezwaar en opleggen van een dwangsom

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 15 mei 2017 uitspraak gedaan in een verzoek ex artikel 53 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Verzoeker, vertegenwoordigd door de advocaten mrs. A.J. Swaen en D.M. Passchier, had een verzoek ingediend tegen de Minister van Financiën en Overheidsorganisatie, omdat verweerder niet had beslist op het bezwaar van verzoeker. Het gerecht had eerder, op 24 oktober 2016, de fictieve afwijzende beschikking op het bezwaar van verzoeker vernietigd en verweerder opgedragen om binnen drie maanden een reële beslissing te nemen. Aangezien verweerder hieraan niet had voldaan, werd het verzoek van verzoeker gegrond verklaard.

Het gerecht overwoog dat er bij het sluiten van het onderzoek geen beslissing van verweerder op het bezwaar van verzoeker was gebleken. Daarom werd verweerder opgedragen om alsnog binnen drie maanden na de uitspraak een reële beslissing te nemen, met de oplegging van een dwangsom van Afl. 500,- per dag dat verweerder in gebreke blijft, met een maximum van Afl. 25.000,-. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot betaling van de kosten van rechtskundige bijstand aan verzoeker, begroot op Afl. 500,-, en werd de teruggave van het griffierecht van Afl. 25,- gelast. Deze uitspraak benadrukt de verplichting van bestuursorganen om tijdig en adequaat te reageren op bezwaren van burgers.

Uitspraak

Uitspraak van 15 mei 2017
Aua201700034
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek ex artikel 53 van
de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[verzoeker],
wonend in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaten mrs. A.J. Swaen en D.M. Passchier,
gericht tegen:
de Minister van Financiӫn en Overheidsorganisatie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

1.PROCESVERLOOP

Bij uitspraak van dit gerecht van 24 oktober 2016, Lar nr. 987 van 2016, heeft het gerecht het beroep van verzoeker tegen de fictieve afwijzende beschikking op zijn bezwaar van 22 december 2015 gegrond verklaard, deze fictieve beschikking vernietigd en verweerder opgedragen om uiterlijk binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van de uitspraak een reële beslissing te nemen op het bezwaar.
Op 27 januari 2017 heeft verzoeker onderhavig verzoek ex artikel 53 van de Lar ingediend.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 53, eerste lid, van de Lar kan, indien het bestuursorgaan niet binnen de daarvoor gestelde termijn voldoet aan artikel 51, de wederpartij bij het gerecht een verzoek indienen tot toekenning van een vergoeding ten laste van het Land dan wel een verzoek om het bestuursorgaan te verplichten alsnog gevolg te geven aan de uitspraak.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, kan bij de beslissing op dit verzoek worden bepaald dat het bestuursorgaan aan de wederpartij een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat het in gebreke blijft aan de beslissing te voldoen.
2.2
Het verzoek strekt ertoe om verweerder door middel van het opleggen van een dwangsom overeenkomstig artikel 53, tweede lid, van de Lar te verplichten gevolg te geven aan de uitspraak van 24 oktober 2016.
2.3
Het gerecht overweegt dat bij het sluiten van het onderzoek niet is gebleken dat verweerder op het bezwaar van verzoeker heeft beslist. Verweerder heeft derhalve geen gevolg gegeven aan voormelde uitspraak van 24 oktober 2016. Het gerecht ziet hierin aanleiding om verweerder op te dragen om alsnog een reële beslissing op het bezwaar van verzoeker van 22 december 2015 te nemen binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak, thans onder het opleggen van een dwangsom van Afl. 500,- per dag dat verweerder in gebreke blijft aan deze uitspraak te voldoen, met een maximum van Afl. 25.000,-.
2.4
Nu verzoeker met recht in beroep is gekomen en hierdoor noodzakelijke kosten heeft gemaakt door met een gemachtigde op te treden, zal verweerder in de kosten van dit geding worden veroordeeld, die begroot worden op een bedrag van Afl. 500,-.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- bepaalt dat verweerder binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een reële beslissing dient te nemen op het bezwaar van verzoeker van 22 december 2015;
- bepaalt dat verweerder een dwangsom aan verzoeker verbeurt van Afl. 500,- per dag dat verweerder in gebreke blijft om na bovenvermelde termijn van drie maanden een reële beslissing te nemen, met een maximum van Afl. 25.000,-;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door verzoeker voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 500,-;
- gelast de teruggave van het door verzoeker gestorte griffierecht van Afl. 25,-.
Deze beslissing werd gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 15 mei 2017, in aanwezigheid van de griffier.