ECLI:NL:OGEAA:2017:620

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 augustus 2017
Publicatiedatum
28 augustus 2017
Zaaknummer
E.J. no. 1384 van 2017 / AUA201701365
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen en billijkheidsvergoeding

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 22 augustus 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de vennootschap MERANTILLAS V.B.A. (hierna: Riu) en de werknemer [X]. De werknemer was op 29 september 2014 in dienst getreden als 'Bar Girl' en werd op 20 juni 2017 op staande voet ontslagen. Riu stelde dat [X] een dringende reden had gegeven voor het ontslag, maar het Gerecht oordeelde dat dit niet het geval was. Riu had eerder in een kort geding al een veroordeling gekregen om [X] weer aan het werk te stellen, maar de werknemer had zich na het ontslag ongepast uitgelaten op sociale media, wat het Gerecht als een verandering van omstandigheden beschouwde. Het Gerecht besloot de arbeidsovereenkomst te ontbinden, maar kende [X] een billijkheidsvergoeding toe van Afl. 12.500,--, omdat het ontslag op staande voet onterecht was geweest. Riu kreeg de mogelijkheid om haar ontbindingsverzoek in te trekken, anders zou de ontbinding ingaan met de bijbehorende vergoeding en proceskostencompensatie.

Uitspraak

Beschikking van 22 augustus 2017
Behorend bij E.J. no. 1384 van 2017 / AUA201701365
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MERANTILLAS V.B.A.,
te Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: Riu,
gemachtigde: advocaat mr. R.A. Wix,
tegen:
[X],
te Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: [X],
gemachtigde: advocaat mr. S.O.R.’G Faarup,

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties;
- de producties ingediend door [X];
- de aanvullende producties ingediend door Riu;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak.
1.2
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 27 juli 2017. Riu is ter zitting verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door dhr. [Y] (directeur human resources van Riu). [X] is verschenen samen met haar gemachtigde. [X] heeft ter zitting gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om te antwoorden op het verzoekschrift, en dat onder overlegging van een pleitnota. Daarop heeft Riu gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om te repliceren, en dat eveneens onder overlegging van een pleitnota. Tot slot heeft [X] gedupliceerd.
1.3
Beschikking is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
X] is op 29 september 2014 bij Riu in dienst getreden in de functie van ‘Bar Girl’, en verdient gemiddeld Afl. 1.659,52 netto per quincena. Een ‘Bar Girl’ fungeert als assistent van de bartender en ook als de persoon die drank serveert. [X] werkte in de ‘pool area’.
2.2
Op 20 juni 2017 is [X] op staande voet ontslagen.
2.3
In de ontslagbrief van 20 juni 2017 is het volgende te lezen:
“(
…)
El domingo 18 de junio usted ignoró y no hizo el servicio de bebidas en torno a la piscina. Varios clientes se quejaron (uno de ellos por escrito) de su actitud pasiva, mala actitud y quedarse parade debajo de la sombra de un árbol, mientras compaňeros suyos cargan más su trabajo. Posteriormente al llamarle la atención el Ass. GM, tomó una actitud poco respetuosa y maleducada.
Le recordamos que usted ya cuenta con hasta 7 sanciones disciplinarias, incluida una suspension de empleo y sueldo que se le entregó junto a una carta de último aviso, por unos hechos similares.
El incindente de hoy individualmente y / o conjuntamento con los incidentes previos y medidas disciplinarias hacen que la compaňía no puede continuar el contrato laboral.
Por dichos motivos usted está despedido por motivos urgentes.
(…).”.
2.4
De gemachtigde van [X] heeft bij schrijven van 22 juni 2017 de nietigheid van het ontslag ingeroepen.
2.5
Riu is bij vonnis in kort geding van 26 juli 2017 veroordeeld om [X], met ingang van de dag nadat in de ontbindingszaak een beslissing valt en op basis van die beslissing geen (voorwaardelijk) einde komt aan de arbeidsovereenkomst, tewerk te stellen in haar functie, conform haar gebruikelijke rooster en tegen haar gebruikelijke salaris.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Riu verzoekt het Gerecht om de arbeidsovereenkomst met [X] te ontbinden zonder toekenning van een billijkheidsvergoeding aan [X], met veroordeling van [X] in de kosten van deze procedure.
3.2
Riu grondt haar verzoek tot ontbinding op de stelling dat [X] aan haar een dringende reden, dan wel een gewichtige reden heeft gegeven voor ontslag, zoals omschreven in haar verzoekschrift.
3.3 [
X] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door Riu verzochte. Zo het Gerecht tot ontbinding mocht besluiten, concludeert [X] tot toekenning aan haar van een door Riu te betalen billijkheidsvergoeding van Afl. 25.000,--.
3.4
Op de standpunten van partijen zal het Gerecht, waar nodig, nader ingaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan de orde is de beantwoording van de vraag of er sprake is van een dringende reden, dan wel gewichtige redenen die met zich brengt dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen dadelijk of op korte termijn dient te eindigen, zoals bedoeld in artikel 7A:1615w BW.
Dringende reden
4.2
Het Gerecht heeft bij het tussen partijen gewezen vonnis in kort geding van 26 juli 2017 reeds geoordeeld over de vraag of [X] al dan niet een dringende reden heeft gegeven voor ontslag zoals door Riu gesteld. Het Gerecht ziet in deze ook op spoed gerichte procedure geen aanleiding om anders te oordelen dan in die zaak. De overwegingen en beslissingen van het Gerecht in bedoelde procedure hebben hier als herhaald en ingelast te gelden, met als slotsom dat [X] geen dringende reden heeft gegeven aan Riu voor ontslag.
Verandering van omstandigheden
4.3
Het Gerecht zal echter evenwel overgaan tot ontbinding van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst om de volgende reden. Riu heeft onweersproken gesteld dat [X] zich, nadat zij door Riu op staande voet was ontslagen, op het internet (in dit geval op Facebook) diverse keren ongeoorloofd en beledigend heeft uitgelaten over haar meerdere en haar werkgeefster Riu. Vast staat in dat verband als verder niet of onvoldoende bestreden dat [X] op Facebook heeft geschreven dat Riu haar op staande voet heeft ontslagen om iemand anders, met wie de directeur een amoureuze relatie heeft, in dienst te nemen. Ook heeft [X] de naam van haar meerdere op Facebook geplaatst. Deze “post” heeft [X] geopend en afgesloten met doodskoppen.
4.4
Los van de vraag of [X] bovenvermelde tekst met de bijbehorende doodskoppen als een bedreiging bedoeld heeft, is het Gerecht van oordeel dat de berichten zeer ongepast zijn. Het Gerecht overweegt dat [X] door haar handelwijze een negatief imago van Riu heeft opgeroepen. Dat de Facebook pagina van [X] niet voor iedereen toegankelijk is en dat de publicaties daarom niet openbaar zijn, doet daaraan niet af. Anders dan [X], is het Gerecht van oordeel dat Facebook een niet van de wil van [X] afhankelijk medium is. Dit omdat een bericht op Facebook door “Facebook vrienden” verspreid kan worden, waardoor ook anderen dan de “vrienden” van [X] daarvan kennis kunnen nemen. Dat is kennelijk ook gebeurd, gelet op de omstandigheid dat Riu op de hoogte is van bedoelde berichten.
4.5
Tegen voormelde achtergrond heeft [X] onbestreden gesteld dat zij bedoelde berichten heeft gepost in een emotionele toestand als gevolg van het ook naar haar mening ten onrechte aan haar gegeven ontslag. Riu heeft echter onbestreden gesteld dat op de dag van de zitting bedoelde berichten nog steeds op Facebook gepost stonden, terwijl gesteld noch gebleken is dat [X] op die dag (die was gelegen op meer dan één maand na het aan [X] gegeven ontslag) nog steeds dusdanig emotioneel was dat zij niet in staat was om bedoelde berichten te doen verwijderen van Facebook. Het posten van bedoelde berichten in verbinding met het tot aan de dag van de zitting nalaten om die van Facebook te verwijderen heeft te gelden als een verandering in de omstandigheden die van dien (verwerpelijke) aard is dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen in beginsel op korte termijn beëindigd dient te worden.
4.6
Het Gerecht ziet echter in de omstandigheden van het geval aanleiding om een billijkheidsvergoeding toe te kennen aan [X]. Vast is immers komen te staan dat het ten onrechte geoordeelde door Riu aan [X] gegeven ontslag op staande voet bij haar een gemoedstoestand heeft doen ontstaan in welke [X] bedoelde berichten heeft gepost op Facebook. Het is daarom zeker niet zo dat Riu te dezen geen enkel verwijt treft. Alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen en zonder dat in enige formule uit te drukken komt het Gerecht tot een door Riu aan [X] te betalen vergoeding van Afl. 12.500,--.
4.7
Toekenning aan [X] van voormelde ontbindingsvergoeding brengt mee dat het Gerecht overeenkomstig het bepaalde in het zesde lid van artikel 7A:1615w BW Riu een termijn zal verlenen om, zo zij dit wenst, haar ontbindingsverzoek in te trekken. In dat geval zal Riu de kosten van deze procedure moeten dragen, die tot aan deze uitspraak worden begroot op Afl. 1.250,-- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt van liquidatietarief 5, ad Afl. 1.250,-- per punt). Indien Riu haar ontbindingsverzoek niet intrekt ziet het Gerecht grond om de proceskosten te compenseren tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-stelt Riu in de gelegenheid haar ontbindingsverzoek in te trekken middels een uiterlijk op
dinsdag 29 augustus 2017ter griffie van het Gerecht af te leggen schriftelijke verklaring, met gelijktijdig afschrift daarvan aan [X];
-veroordeelt Riu in dat geval in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [X], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.250,-- aan salaris gemachtigde
;
INDIEN RIU HAAR VERZOEK NIET INTREKT
-ontbindt de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen met ingang van
vrijdag 1 september 2017indien en voor zover in rechte onherroepelijk komt vast te staan dat die overeenkomst nog steeds bestaat;
-bepaalt dat RIU in geval van ontbinding een billijkheidsvergoeding van Afl. 12.500,-- dient te betalen aan [X];
-compenseert de proceskosten tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
-wijst af het meer of anders door RIU verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 augustus 2017 in aanwezigheid van de griffier.