ECLI:NL:OGEAA:2017:626

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 augustus 2017
Publicatiedatum
28 augustus 2017
Zaaknummer
E.J./A.R. no. 135 van 2017/AUA201700817
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vernietiging van overeenkomsten en loonvordering in faillissement

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoekster [X] een verzoek ingediend tot vernietiging van de verkoop van de bedrijfsinventaris en de handelsnaam door gedaagde [Y] aan de naamloze vennootschap Sasaki. De procedure is geconverteerd van een A.R.-zaak naar een E.J.-zaak. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 mei 2017 zijn zowel verzoekster als gedaagden verschenen met hun gemachtigden. Verzoekster heeft verzocht om kosteloos procederen en heeft verschillende vorderingen ingediend, waaronder de vernietiging van de verkoop en een loonvordering vanaf 21 februari 2013 tot aan de rechtsgeldige beëindiging van haar dienstverband.

Gedaagden hebben verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [X]. Het Gerecht heeft vastgesteld dat [X] niet in staat is om de kosten van de procedure te dragen en heeft haar verlof tot kosteloos procederen verleend. De vorderingen van [X] zijn echter afgewezen. De vordering tot vernietiging van de verkoop is afgewezen omdat [Y] geen partij is in de procedure en de vordering tot loonbetaling is afgewezen omdat [X] niet heeft aangetoond dat zij recht heeft op betaling van loon na haar ontslag op 20 november 2013. Het Gerecht heeft geoordeeld dat [X] niet heeft voldaan aan haar bewijslast en dat de vorderingen zijn verjaard.

De beslissing van het Gerecht houdt in dat het verzoek van [X] wordt afgewezen en dat zij wordt veroordeeld in de proceskosten, begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde van gedaagden. De beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur op 22 augustus 2017.

Uitspraak

Beschikking van 22 augustus 2017
Behorend bij E.J./A.R. no. 135 van 2017/AUA201700817
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
[X],
wonende in Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: [X],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
de naamloze vennootschap
[de naamloze vennootschap], h.o.d.n. SASAKI SERVICE STATION,
gevestigd in Aruba,
hierna ook te noemen: Sasaki,
en,
[Y],
wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: [Y]
gedaagden,
gemachtigde: de advocaat mr. M.H.J. Kock.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure, die ambtshalve van een zogeheten A.R.-zaak is geconverteerd naar een zogeheten E.J.-zaak, blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verweerschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak gehouden ter terechtzitting van 30 mei 2017.
1.2
Uit die aantekeningen blijkt dat [X] ter zitting is verschenen samen met haar gemachtigde. Gedaagden zijn verschenen bij hun gemachtigde. [X] heeft gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om bij wijze van repliek te reageren op het verweerschrift. Gedaagden hebben vervolgens gebruik gemaakt van de aan hen geboden gelegenheid om bij wijze van dupliek te reageren op die reactie van [X].
1.3
Beschikking is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Naast verlof tot kosteloos procederen verzoekt [X] dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
a. voor recht verklaart dat de verkoop van de bedrijfsinventaris en de handelsnaam “[handelsnaam]” door [Y] aan Sasaki paulianeus is in de zin van artikel “
3:34 BW” en die overeenkomsten vernietigt;
b. voor recht verklaart dat door het onverplicht overdragen van de bedrijfsinventaris en de handelsnaam “[handelsnaam]” eerst aan Sasaki en vervolgens aan RMA Service Station and Retail Store N.V. gedaagden een onrechtmatige daad hebben gepleegd jegens [X];
c. bepaalt dat gedaagden op grond van die onrechtmatige daad gehouden zijn het salaris van [X] te betalen gerekend vanaf 21 februari 2013 totdat het dienstverband bij [naam Service Station] rechtsgeldig zal zijn beëindigd;
d. gedaagden veroordeelt in de proceskosten.
2.2
Gedaagden voeren verweer en concluderen tot afwijzing van het door [X] verzochte, althans tot matiging van de loonvordering van [X] en de daarover gevorderde vertragingsrente tot nihil, kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Uit het daartoe overgelegde bevoegdelijk afgegeven bewijs van onvermogen blijkt dat [X] niet in staat is om de kosten van deze procedure te dragen. Aan [X] zal daarom verlof tot kosteloos procederen worden verleend.
3.2
De vordering onder a. zal worden afgewezen reeds omdat [Y] geen partij is in deze procedure. Daar komt bij dat gedaagden de door [X] aan die vorderingen ten gronde gelegde stellingen (wat van de inhoud daarvan ook zij) gemotiveerd hebben bestreden, en [X] geen levering van bewijs heeft aangeboden. Verder geldt dat ingevolge het eerste lid sub d. van artikel 3:52 BW de door [X] beoogde rechtsvordering tot vernietiging van de onder a. vermelde overeenkomsten verjaart drie jaren nadat de bevoegdheid daartoe ten dienste is komen te staan van in dit geval [X]. Van dit laatste was in elk geval sprake op 20 augustus 2013, toen [Y] haar eigen faillissement verzocht. De onderhavige rechtsvordering is meer dan drie jaren na die datum ingesteld, te weten op 20 januari 2017 (datum indiening verzoekschrift). Gesteld noch is gebleken dat [X] voor 21 augustus 2016 een te dezen relevante rechtshandeling heeft verricht die de verjaring van haar beweerdelijke vorderingsrecht tot bedoelde vernietiging heeft doen stuiten. De onder 7. van haar verzoekschrift vermelde procedures hebben in elk geval niet als zodanig te gelden. Het beroep op verjaring van gedaagden slaagt.
3.3
De vordering onder b. zal eveneens worden afgewezen, reeds omdat gedaagden de daaraan door [X] ten gronde gelegde stellingen (wat van de inhoud daarvan ook zij) gemotiveerd hebben bestreden, en [X] geen levering van bewijs heeft aangeboden.
3.4
De afwijzing van de vordering onder b. brengt met zich dat de vordering onder c. eveneens moet worden afgewezen. Daar komt nog het volgende bij. Vast staat dat curator in het faillissement van [Y] de arbeidsovereenkomst van [X] met [Y] per 20 november 2013 heeft opgezegd. Vast staat verder dat [X] niet de nietigheid heeft ingeroepen van dat ontslag, zodat sprake is van een rechtsgeldig ontslag dat het dienstverband van [X] bij [Y] definitief heeft doen beëindigen. [X] heeft derhalve vanaf 20 november 2013 geen recht op betaling van loon. Voor zover [X] nog loon betaald moet krijgen van voor haar ontslag, heeft te gelden dat zij die vordering ter verificatie had moeten indienen bij voormelde curator. Gesteld noch is gebleken overigens, en dat had op de weg gelegen van [X], dat [X] de curator heeft gewezen op bedoeld beweerdelijk paulianeus handelen. Die curator heeft overigens onder toezicht van de rechter-commissaris in bedoeld faillissement zonder twijfel ten behoeve van alle schuldeisers getoetst of er al dan niet paulianeus is gehandeld zoals gesteld door [X]. Dat was kennelijk niet het geval.
3.5
Ten overvloede wordt nog overwogen dat het eveneens op de weg had gelegen van [X] om in het licht van de bij partijen genoegzaam bekende bedrijfsovername het aanbod van het overnemende bedrijf - om als werknemer ook overgenomen te worden - te aanvaarden in plaats van te weigeren. Dit klemt temeer omdat [X] later tot in hoger beroep heeft geprocedeerd op grond van de niet juist geoordeelde stelling dat zij van rechtswege als werknemer was overgegaan naar het overnemende bedrijf. Door eigen toedoen vist [X] thans achter ieder net. [X] stelt nog in dit verband dat zij de inhoud van voormeld aanbod niet goed begreep en dat haar niet is uitgelegd wat de gevolgen zouden zijn als zij dat aanbod niet aanvaardde. Die stelling kan [X] niet baten, omdat gesteld noch is gebleken dat [X] te dezen geen gelegenheid had om zich door bijvoorbeeld een advocaat te laten voorlichten.
3.6 [
X] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van gedaagden, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten van tarief 5 van het liquidatietarief, ad Afl. 1.250,-- per punt.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-wijst af het door [X] verzochte;
-veroordeelt [X] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van gedaagden, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.;
-verleent aan [X] verlof tot kosteloos procederen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 22 augustus 2017.