ECLI:NL:OGEAA:2017:628

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 augustus 2017
Publicatiedatum
28 augustus 2017
Zaaknummer
A.R. no. 270 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksgoederengemeenschap na echtscheiding tussen gewezen echtelieden

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, gaat het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen twee gewezen echtelieden, [eiser] en [gedaagde]. De echtscheiding werd op 12 maart 2012 uitgesproken en op 13 augustus 2012 ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand van Aruba. [Eiser] heeft verzocht om de verdeling van activa, waaronder het aandeel van [gedaagde] in de nalatenschap van haar vader en het tijdens het huwelijk opgebouwde pensioen van [gedaagde]. Daarnaast vordert [eiser] een gebruiksvergoeding voor de door [gedaagde] bewoonde woning en de helft van de huurwaarde van een appartement dat door [gedaagde] wordt verhuurd.

[Gedaagde] heeft verweer gevoerd en betwist dat het onroerend goed voor verdeling in aanmerking komt, stellende dat het eigendom is van het Land Aruba. Het gerecht heeft de feiten en stellingen van beide partijen beoordeeld en geconcludeerd dat de verdeling van de activa en schulden moet plaatsvinden, waarbij het belang van [eiser] om het onroerend goed te taxeren als te gering werd beoordeeld. Het gerecht heeft [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om de meest recente leggerwaarde van het perceel over te leggen en heeft aangegeven dat indien dit niet gebeurt, taxatie zal plaatsvinden.

De rechter heeft de zaak verwezen naar de rolzitting van 20 september 2017 voor het nemen van akten door partijen en heeft iedere verdere beslissing aangehouden. Dit vonnis is uitgesproken op 23 augustus 2017 door mr. P.A.H. Lemaire, rechter in dit gerecht, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 23 augustus 2017
behorend bij A.R. no. 270 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser],
wonende in Aruba,
verder te noemen [eiser],
gemachtigde: mr. G.L. Griffith,
tegen:
[Gedaagde],
wonende in Aruba,
verder te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. M.M.M.C. Ecury.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift ingediend door [eiser];
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie;
- de conclusie van repliek in conventie, tevens houdende antwoord in reconventie;
- de conclusie van dupliek, tevens houdende conclusie van repliek in reconventie;
- de conclusie van dupliek in reconventie.
Het vonnis is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

Partijen zijn gewezen echtelieden. Zij waren in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. De echtscheidingsbeschikking d.d. 12 maart 2012 is op 13 augustus 2012 ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand van Aruba.

3.DE VORDERINGEN EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
eiser] heeft bij inleidend verzoekschrift de verdeling verzocht van de volgende activa, die volgens hem behoren tot de tussen partijen bestaande onverdeelde huwelijksgoederengemeenschap:
a) het aandeel van [gedaagde] in de nalatenschap van haar vader, waartoe onder meer behoort de woning [perceel nummer 1] en [perceelnummer 2];
b) het tijdens het huwelijk opgebouwde pensioen van [gedaagde].
3.2
Tevens vordert [eiser]:
a. a) een gebruiksvergoeding voor de door [gedaagde] bewoonde woning [perceelnummer 1]; en
b) de helft van de huurwaarde van het achter [perceelnummer 1] gebouwde appartement dat door [gedaagde] wordt verhuurd.
3.3 [
eiser] verzoekt de rechter de (wijze van) verdeling vast te stellen met bepaling van hetgeen [gedaagde] aan hem wegens overbedeling dient te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente en met voorzieningen voor het geval [gedaagde] niet aan de verdeling meewerkt en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.4 [
gedaagde] voert hiertegen verweer. Het onroerende goed [perceelnummer 1] is volgens haar van het Land Aruba. Zij verwijst naar een overgelegd kadastraal uittreksel. Van verdeling of een gebruikersvergoeding kan volgens haar dus geen sprake zijn.
3.5 [
perceelnummer 2] behoort volgens [gedaagde] tot de nalatenschap van haar vader. De helft is van haar moeder, omdat haar ouders in gemeenschap van goederen waren gehuwd. De moeder is met vier kinderen gerechtigd in de andere helft. [gedaagde] is één van de kinderen en als zodanig gerechtigd voor 1/5e deel in die helft. Aldus maakt [eiser] aanspraak op de helft van [gedaagde]s aandeel, derhalve 10%. Uitgaande van de leggerwaarde ad Afl. 110.400,-- is het aandeel van [eiser] dus 10% van Afl. 55.200,-- = Afl. 5.520,--. Daarop moet in mindering worden gebracht Afl. 191,35. Dit is het aandeel van [eiser] in de erfpachtrechten. Tevens dient er Afl. 1.500,-- in mindering worden gebracht wegens het aandeel van de man in de onderhoudskosten.
3.6 [
gedaagde] heeft een klein pensioen. De te verdelen waarde heeft zij opgevraagd bij het pensioenfonds. Zij kan de opgave op de hierna te noemen datum overleggen.
3.7
Volgens [gedaagde] dienen de volgende schulden in de verdeling te worden betrokken:
a) een schuld aan Island Finance ad Afl. 11.071,41, waarbij nog rente en kosten komen, zodat de totale schuld bedraagt Afl. 13.594,--;
b) een schuld aan de […]bank, in totaal Afl. 13.500,--;
c) een schuld aan [naam bedrijf] ad Afl. 1.609,30;
d) een schuld aan […] ad Afl. 805,23.
3.8
Per saldo is [eiser] Afl. 10.925,62 aan haar verschuldigd. Zij vordert in reconventie veroordeling van [eiser] tot betaling aan haar van dat bedrag.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het gerecht zal wat betreft [perceelnummer 2] uitgaan van de leggerwaarde, zoals opgegeven door [gedaagde] en zoals blijkt uit het door haar als productie 2a overgelegde aanslag over 2015. Gelet op het relatief kleine aandeel dat [eiser] toekomt, acht het gerecht zijn belang om dit onroerende goed te doen taxeren te gering om de kosten daarvoor te rechtvaardigen.
4.2
Aan de betwisting door [eiser] dat [gedaagde]s ouders in gemeenschap van goederen waren gehuwd en haar moeder daarom voor de helft eigenaresse is van [perceelnummer 2] gaat het gerecht voorbij. [gedaagde]s stelling dat door haar ouders geen huwelijkse voorwaarden waren gemaakt en dat haar ouders naar het familierecht van Aruba dus in gemeenschap van goederen waren gehuwd, volstaat. [eiser] stelt niet op basis van feiten of omstandigheden dat de ouders wél onder huwelijkse voorwaarden waren gehuwd. Van [gedaagde] kan niet worden verwacht dat zij ‘het negatieve’ (het ontbreken van voorwaarden) bewijst.
4.3 [
gedaagde] ontkent dat [perceelnummer 1] voor verdeling in aanmerking komt. Zij heeft evenwel niet ontkend dat het hier gaat om de voormalige echtelijke woning. Blijkbaar gaat het hier, blijkens de stellingen van partijen, om een woning die op grond van het Land is gebouwd, zonder dat een recht van erfpacht is verleend. De grond is reeds generaties in gebruik van de familie van [gedaagde]. Dit gebeurt op Aruba evenwel vaker en betekent niet dat dat huis dus geen waarde heeft. Het Land zal immers dikwijls genegen zijn alsnog recht van erfpacht te verlenen.
4.4
Als het gerecht de stellingen van partijen goed begrijpt, behoort dit huis eveneens tot de nalatenschap van de vader van [gedaagde]. Het gerecht zal [gedaagde] in de gelegenheid stellen de meest recente leggerwaarde van dat perceel over te leggen. Indien die niet is vastgesteld, zal taxatie dienen plaats te vinden. In dat geval dienen partijen gezamenlijk een taxateur aan te wijzen en op de hieronder vermelde datum indienen. Indien een der partijen daaraan niet meewerkt, kan elk van partijen een taxatierapport indienen van een erkende taxateur. Indien een van partijen dat weigert of nalaat, zal het gerecht de waarde bepalen op de door de andere partij overgelegde taxatie.
4.5 [
gedaagde] heeft niet ontkend dat zij de voormalige echtelijke woning is blijven bewonen. [eiser] heeft geen specifiek bedrag genoemd dat hij vordert als gebruiksvergoeding. Nu evenwel [gedaagde] kennelijk alle kosten draagt van die woning en daarvan geen verrekening vraagt, zal het gerecht het verzoek om een gebruikersvergoeding vast te stellen, afwijzen.
4.6 [
gedaagde] heeft niet betwist dat zij het appartement behorende bij [perceelnummer 1] verhuurt en daaruit inkomsten geniet. Op na te melden datum zal zij een schriftelijke specificatie daarvan dienen over te leggen, bij gebreke waarvan het gerecht deze zal schatten.
4.7 [
eiser] stelt dat voor verrekening enkel in aanmerking komt de voor [perceelnummer 2] verschuldigde erfpachtrechten van vóór de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeslissing in de registers van de burgerlijke stand. Dat is evenwel onjuist. Zolang de onverdeeldheid bestaat, dienen deelgenoten naar rato de lasten te dragen. De verschuldigde erfpachtrechten zullen derhalve in de verdeling worden betrokken.
4.8 [
gedaagde] heeft het aandeel van [eiser] in de onderhoudskosten bepaald op Afl. 500,-- per jaar. Zij heeft deze, na betwisting door [eiser] dat dergelijke kosten zijn gemaakt en betaald, echter niet nader onderbouwd. Haar vordering zal op dit punt daarom worden afgewezen.
4.9
Wat betreft de door [gedaagde] voor verdeling aangemelde schulden heeft [eiser] terecht opgemerkt dat deze naar hun stand per datum inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, te weten 13 augustus 2012, in de verdeling dienen te worden betrokken. Op de hierna aangegeven datum kan [gedaagde] bewijzen daarvan overleggen, bij gebreke waarvan het gerecht zal uitgaan van de stellingen van [eiser] omtrent de per peildatum openstaande bedragen.
4.10 [
gedaagde] wordt verzocht de pensioenopgave op de hierna te noemen datum te overleggen.
4.11
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
Verwijst de zaak naar de rolzitting van 20 september 2017 voor het nemen van akten zijdens partijen als bedoeld in de overwegingen 4.4, 4.6, 4.9 en 4.10;
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.H. Lemaire, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 23 augustus 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.