ECLI:NL:OGEAA:2017:633

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 augustus 2017
Publicatiedatum
28 augustus 2017
Zaaknummer
A.R. nr. 26 van 2017/AUA201700345
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade na val in casino afgewezen

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.G. Kock, een vordering ingediend tegen de naamloze vennootschap Desarrolldos Hotelco Corporation DHC Aruba N.V., h.o.d.n. The Ritz-Carlton Aruba, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.M. Canwood. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 29 oktober 2016, waarbij eiseres ten val kwam in het casino van Ritz, wat leidde tot schade aan haar bril. Eiseres stelt dat de val het gevolg was van de aanwezigheid van fijn zand op de tegelvloer, wat niet zichtbaar was en niet was gemeld door Ritz. Eiseres vordert een schadevergoeding van Afl. 2.368,10, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Tijdens de zitting op 29 mei 2017 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Eiseres betoogde dat Ritz aansprakelijk is voor de schade, terwijl Ritz verweer voerde en de vordering afwees. Het Gerecht heeft in zijn beoordeling de stellingen van partijen overwogen en geconcludeerd dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd dat Ritz onrechtmatig heeft gehandeld. Het Gerecht oordeelde dat Ritz niet kon worden verweten dat zij geen waarschuwing had gegeven over het fijne zand, aangezien eiseres zelf had verklaard dat zij dit niet kon zien.

Uiteindelijk heeft het Gerecht de vorderingen van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, begroot op Afl. 500,--. De uitspraak is gedaan door mr. A.H.M. van de Leur op 23 augustus 2017, tijdens een openbare zitting.

Uitspraak

Vonnis van 23 augustus 2017
Behorend bij A.R. nr. 26 van 2017/AUA201700345
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende in Aruba,
EISERES,
hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat: mr. D.G. Kock,
tegen:
de naamloze vennootschap
DESARROLLOS HOTELCO CORPORATION DHC ARUBA N.V. h.o.d.n. THE RITZ-CARLTON ARUBA,
gevestigd in Aruba,
GEDAAGDE,
hierna ook te noemen: Ritz,
gemachtigde: de advocaat: mr. D.M. Canwood.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 26 april 2017 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De bij dat vonnis gelaste comparitie van partijen na antwoord heeft plaatsgevonden op 29 mei 2017. [eiseres] is toen ter zitting verschenen samen met haar gemachtigde. Ritz is verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door [naam] (hoofd beveiliging bij Ritz). Partijen hebben over en weer het woord gevoerd, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
eiseres] vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Ritz veroordeelt:
-om aan [eiseres] te betalen Afl. 2.368,10, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 29 oktober 2016;
-in de proceskosten.
2.2
Ritz voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [eiseres] verzochte, kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE VERDERE BEOORDELING

3.1
Het Gerecht volhardt in zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen.
3.2
Uit het tussenvonnis volgt dat tussen partijen vast staat dat [eiseres] op 29 oktober 2016 bij het betreden van het aan Ritz toebehorende casino ten val is gekomen, door welke val (hierna: de val) de bril van [eiseres] onherstelbaar werd beschadigd. Anders dan Ritz stelt [eiseres] dat Ritz aansprakelijk is voor haar schade als gevolg van de val, omdat die werd veroorzaakt door de aanwezigheid van fijn zand op de aan Ritz toebehorende tegelvloer, welk zand [eiseres] onmogelijk kon zien terwijl Ritz ter plaatse geen melding had gemaakt van die gevaarlijke situatie. Door - zo begrijpt het Gerecht - dat nalaten heeft Ritz onrechtmatig gehandeld jegens Ritz, aldus [eiseres]. Ter zake van die door Ritz gemotiveerd bestreden stellingen wordt het volgende overwogen, waarbij het Gerecht er veronderstellende wijze van uit gaat dat [eiseres] is gevallen als gevolg van de aanwezigheid van fijn zand op voormelde tegelvloer, zoals door haar gesteld.
3.3
De stelling van [eiseres], dat Ritz de aanwezigheid van het fijne zand had moeten melden met bijvoorbeeld een waarschuwingsbord, mist voldoende grondslag. [eiseres] heeft immers zelf verklaard dat zij dat fijne zand onmogelijk kon zien. Gesteld noch is gebleken in dat verband dat Ritz dat fijne zand wel kon zien of had behoren te zien. In dat licht valt niet in te zien dat Ritz [eiseres] had moeten waarschuwen voor de aanwezigheid van een ook voor Ritz niet kenbaar gevaar. Hierbij wordt nog overwogen dat evenmin is gesteld of gebleken dat Ritz om voor haar moverende redenen voorafgaande aan de val van [eiseres] fijn zand had gestrooid of laten strooien op de bewuste tegelvloer.
3.4
Vorenstaande brengt mee dat niet vast komt te staan dat Ritz onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres]. Het Gerecht ziet daarom geen grond voor toewijzing van de door [eiseres] verzochte (door Ritz te betalen) schadevergoeding. De vorderingen van [eiseres] zullen daarom worden afgewezen.
3.5 [
eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Ritz, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 500,-- aan salaris voor gemachtigde (2 punten van tarief 2 van het liquidatietarief, ad Afl. 250,-- per punt).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-wijst af het door [eiseres] verzochte;
-veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Ritz, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 500,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 23 augustus 2017 in aanwezigheid van de griffier.