In deze civiele procedure, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is een geschil ontstaan tussen eiser en gedaagde over een overeenkomst van verbruikleen. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.O. Lopez, vordert betaling van Afl. 11.995,-- van gedaagde, die wordt bijgestaan door mr. M.G.A. Baiz. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 26 april 2017, gevolgd door een comparitie van partijen op 29 mei 2017. Tijdens deze zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht en gereageerd op elkaars argumenten.
Het Gerecht heeft in zijn vonnis van 23 augustus 2017 geoordeeld dat gedaagde niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verweer. Het beroep van gedaagde op de nietigheid van de overeenkomst werd verworpen, omdat er geen bewijs was dat de overeenkomst onder dwang of misbruik van omstandigheden tot stand was gekomen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat eiser Afl. 16.500,-- in verbruikleen heeft verstrekt aan gedaagde, die dit bedrag met rente moest terugbetalen. De door eiser bedongen rente werd echter als onrechtmatig beschouwd, waardoor gedaagde slechts Afl. 16.995,-- verschuldigd was.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat gedaagde op 11 juni 2014 Afl. 5.000,-- heeft terugbetaald, waardoor het openstaande bedrag op Afl. 11.995,-- komt. De vordering van eiser voor vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op Afl. 946,65 aan verschotten en Afl. 2.000,-- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.