ECLI:NL:OGEAA:2017:634

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 augustus 2017
Publicatiedatum
28 augustus 2017
Zaaknummer
A.R. nr. 33 van 2017/AUA201700348
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over verbruikleen en terugbetaling met betrekking tot een overeenkomst van geldlening

In deze civiele procedure, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is een geschil ontstaan tussen eiser en gedaagde over een overeenkomst van verbruikleen. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.O. Lopez, vordert betaling van Afl. 11.995,-- van gedaagde, die wordt bijgestaan door mr. M.G.A. Baiz. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 26 april 2017, gevolgd door een comparitie van partijen op 29 mei 2017. Tijdens deze zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht en gereageerd op elkaars argumenten.

Het Gerecht heeft in zijn vonnis van 23 augustus 2017 geoordeeld dat gedaagde niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verweer. Het beroep van gedaagde op de nietigheid van de overeenkomst werd verworpen, omdat er geen bewijs was dat de overeenkomst onder dwang of misbruik van omstandigheden tot stand was gekomen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat eiser Afl. 16.500,-- in verbruikleen heeft verstrekt aan gedaagde, die dit bedrag met rente moest terugbetalen. De door eiser bedongen rente werd echter als onrechtmatig beschouwd, waardoor gedaagde slechts Afl. 16.995,-- verschuldigd was.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat gedaagde op 11 juni 2014 Afl. 5.000,-- heeft terugbetaald, waardoor het openstaande bedrag op Afl. 11.995,-- komt. De vordering van eiser voor vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op Afl. 946,65 aan verschotten en Afl. 2.000,-- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

Vonnis van 23 augustus 2017
Behorend bij A.R. nr. 33 van 2017/AUA201700348
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser],
wonende in Aruba,
EISER,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat: mr. M.O. Lopez,
tegen:
[Gedaagde],
wonende in Aruba,
GEDAAGDE,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat: mr. M.G.A. Baiz.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 26 april 2017 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De bij dat vonnis gelaste comparitie van partijen na antwoord heeft plaatsgevonden op 29 mei 2017. [eiser] is toen ter zitting verschenen samen met zijn gemachtigde. Ook [gedaagde] is ter zitting verschenen samen met haar gemachtigde, voor wie mr. S. Paesch heeft geoccupeerd. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
gedaagde] vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] veroordeelt:
-om aan [gedaagde] te betalen Afl. 14.800,--, te vermeerderen met Afl. 15% aan buitengerechtelijke incassokosten, kosten rechtens.
2.2 [
gedaagde] voert verweer en concludeert dat [gedaagde] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte, althans tot afwijzing daarvan, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren kosten rechtens.

3.DE VERDERE BEOORDELING

3.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte. Het ontvankelijkheidsverweer van [gedaagde] wordt daarom verworpen.
3.2
Het Gerecht volhardt in zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen, behoudens het volgende. In rechtsoverweging 2.8 van het tussenvonnis is een kennelijke verschrijving geslopen. Die ter zitting met partijen besproken kennelijke verschrijving leent zich voor het navolgende eenvoudige herstel, zonder partijen daar verder nog op te horen. Daar waar in de eerste regel van die overweging staat vermeld “
[gedaagde]” dient verbeterd te worden gelezen: [eiser]. Daar waar in de tweede regel van die overweging staat vermeld “
[eiser]” dient verbeterd te worden gelezen: [gedaagde].
3.3
Het beroep van [gedaagde] op de nietigheid of de vernietiging van de tussen partijen gesloten overeenkomst van geldlening (hierna wederom: de overeenkomst) faalt, nu de daaraan door haar ten gronde gelegde stelling - dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder door [eiser] op [gedaagde] uitgeoefende dwang of door misbruik van omstandigheden - feitelijke grondslag mist. Gesteld noch is gebleken dat [gedaagde] zonder die beweerdelijke druk of dat beweerdelijke misbruik de overeenkomst niet zou hebben gesloten met [eiser].
3.4
Uit de overeenkomst volgt dat [eiser] op 11 mei 2014 Afl. 16.500,-- in verbruikleen heeft verstrekt aan [gedaagde] en dat [gedaagde] uit hoofde van die tot 11 juli 2014 lopende op de laatst vermelde datum Afl. 19.800,-- dient terug te betalen aan [eiser]. Hierbij heeft te gelden dat de beweerdelijke omstandigheid dat [gedaagde] naar eigen zeggen voormeld bedrag ad Afl. 16.500,-- nooit heeft ontvangen zonder meer nog niet met zich brengt dat [gedaagde] dat bedrag in hoofdsom niet verschuldigd is aan [eiser]. Dit verweer van [gedaagde] wordt verworpen.
3.5
Uit het hiervoor onder 3.4 vermelde blijkt dat [eiser] een veel hogere dan de maximaal aanvaardbare rente van 1,5% maandelijks aan [gedaagde] in rekening heeft gebracht. De aan [gedaagde] over twee maanden in rekening gebrachte rente bedraagt maar liefst (19.800,-- minus 16.500,-- =) Afl. 3.300,--, terwijl die rente hooguit (2 x 1,5% x 16.500,-- =) Afl. 495,-- had mogen zijn. Het door [eiser] bedongen meerdere van dat bedrag aan rente - te weten (3.300,-- minus 495,-- =) Afl. 2.805,-- - is nietig als zijnde in strijd met de goede zeden. Aldus volgt uit de geconverteerde overeenkomst dat [gedaagde] op 11 juli 2014 (16.500,-- + 495,-- =) Afl. 16.995,-- moest terug betalen aan [eiser].
3.6
Vast staat dat [gedaagde] - zoals door [eiser] niet of onvoldoende bestreden gesteld - op 11 juni 2014 Afl. 5.000,-- heeft terugbetaald aan [eiser]. De door [eiser] bestreden stelling van [gedaagde], dat zij meer dan dat bedrag heeft betaald, mist voldoende verificatoire onderbouwing. Het had te dezen op de weg van [gedaagde] gelegen om betalingsbewijzen te overleggen waaruit de juistheid van haar stelling kon blijken. Dit klemt temeer omdat [gedaagde] geen getuigenbewijslevering heeft aangeboden. Een ander brengt mee dat vast komt te staan dat [gedaagde] in hoofdsom (16.995,-- minus 5.000,-- =) Afl. 11.995,-- opeisbaar verschuldigd is aan [eiser]. De vordering van [eiser] zal in zoverre worden toegewezen.
3.7
De vordering van [eiser] ter zake van vergoeding van kosten van verkrijging van voldoening buiten rechte wordt afgewezen omdat die vordering voldoende feitelijke grondslag mist. Van belang is dat vast komt te staan dat de werkzaamheden waarvan vergoeding wordt gevorderd zijn aan te merken als verrichtingen anders dan die ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak, waarvoor artikel 63a Rv een voorziening geeft. Onderbouwd gesteld noch gebleken is met name dat zulke werkzaamheden zijn verricht. De enkele door [eiser] overgelegde aanmaningsbrief valt zonder meer binnen het bereik van voormeld artikel, terwijl [eiser] geen bewijslevering heeft aangeboden van de door hem gestelde doch door [gedaagde] betwiste verdere buitengerechtelijke incassowerkzaamheden.
3.8 [
gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiser], tot aan deze uitspraak begroot op (750,-- + 196,65 =) Afl. 946,65 aan verschotten en Afl. 2.000,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten van tarief 4 van het liquidatietarief, ad Afl. 1.000,-- per punt).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen Afl. 11.995,--;
-veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiser], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 946,65 aan verschotten en Afl. 2.000,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 23 augustus 2017 in aanwezigheid van de griffier.