Uitspraak
1.DE VERDERE PROCEDURE IN CONVENTIE EN IN RECONVENTIE
2.DE VERDERE BEOORDELING IN CONVENTIE EN IN RECONVENTIE
de conventie
Die bestaat volgens Albo uit een bedrag van US$ 1.225.831,34 aan restant aanneemsom, de veldlaminaties ad US$ 1.232.149,38, dakbedekking US$ 378.389.07, fundering beachwell ad US$ 58.599,18; die werden bij tussenvonnis van 24 augustus 2016 toegewezen onder, respectievelijk, rechtsoverwegingen 2.17, 2.33/34 en 2.40. Deze bedragen zijn toewijsbaar.
Albo maakt aanspraak op een bedrag van US$ 236.354,30 als onderdeel van de oorspronkelijke aanneemsom voor werkzaamheden na 30 april 2012 tot en met 8 mei 2012. Het is het gerecht zonder nadere toelichting niet duidelijk hoe dit bedrag uit de overgelegde producties kan blijken. [3] Het bedrag komt niet voor toewijzing in aanmerking.
Uit rechtsoverweging 2.17 van het tussenvonnis van 24 augustus 2017 zou volgens Albo blijken dat het overige meerwerk ter zake van de laminaties (VOR’s 52, 53 en 130) US$ 445.330, bedraagt en toewijsbaar is. Zonder nadere toelichting is echter niet duidelijk waarom het met de laminaties toe te wijzen bedrag meer moet zijn dan het bedrag van US$ 1.232.149,38 waarover het gerecht al besliste.
Verder maakt Albo aanspraak op betaling van US$ 270.678,21 in verband met meerwerkzaamheden zoals opgegeven in VOR’s 063, 090, 097, 127, 129, 132 en 133. Ook hier kan het gerecht zonder nadere toelichting, die ook in de conclusie van repliek en wijziging eis niet gevonden werd, de juistheid van de vordering niet beoordelen.
Dat geldt ten slotte ook de toewijsbaarheid van een bedrag van US$ 631.229,34 voor VOR’s 072, 074, 076, 078, 080, 086, 088, 089 en 143 waarvoor wederom – naast rechtsoverweging 2.24 van het tussenvonnis van 24 augustus 2016, alleen wordt verwezen naar productie A(lbo)-39 en A-77.