ECLI:NL:OGEAA:2017:642

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 augustus 2017
Publicatiedatum
28 augustus 2017
Zaaknummer
A.R. 1204 van 2013/AUA20130049
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure tussen Veolia Water Solutions & Technologies North America Inc. en Water- en Energiebedrijf Aruba N.V. over contractuele verplichtingen en schadevergoeding

In deze civiele procedure, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, stond de rechtspersoon Veolia Water Solutions & Technologies North America Inc., gevestigd in Pennsylvania, Verenigde Staten, tegenover Water- en Energiebedrijf Aruba N.V. (W.E.B.). De zaak betreft een geschil over contractuele verplichtingen en de gevolgen van niet-naleving daarvan. De procedure volgde op een tussenvonnis van 24 augustus 2016, waarin partijen de gelegenheid kregen om hun standpunten verder toe te lichten. W.E.B. verzocht om een comparitie, terwijl Veolia hier geen behoefte aan had. Het gerecht besloot geen comparitie te houden, aangezien partijen niet unaniem waren in hun verzoek.

De rechter beoordeelde de inhoudelijke bezwaren van W.E.B. tegen het tussenvonnis en concludeerde dat deze niet voldoende onderbouwd waren. W.E.B. had niet aangetoond dat het gerecht een kennelijk onjuiste juridische of feitelijke grondslag had gehanteerd. Het gerecht oordeelde dat de door Veolia gepresenteerde financiële consequenties van de eindbeslissingen correct waren en dat W.E.B. niet kon terugkomen op eerder genomen beslissingen zonder voldoende onderbouwing.

In de uitspraak verklaarde de rechter dat het niet voldoen aan contractuele parameters niet als onvoorziene fysieke omstandigheid kan worden gekwalificeerd. W.E.B. werd veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan Veolia, inclusief proceskosten. De rechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad, ondanks de bezwaren van W.E.B. over de financiële situatie van Veolia. De reconventionele vordering van W.E.B. werd afgewezen, en ook in dit geval werd W.E.B. veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Veolia.

Uitspraak

Vonnis van 23 augustus 2017
Behorend bij A.R. 1204 van 2013/AUA20130049
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de rechtspersoon naar vreemd recht
VEOLIA WATER SOLUTIONS & TECHNOLOGIES NORTH AMERICA INC.,
te Pennsylvania, Verenigde Staten van Amerika,
hierna ook te noemen: Veolia,
gemachtigde: de advocaat mr. B.J. Huiskens,
tegen:
de naamloze vennootschap
WATER- EN ENERGIEBEDRIJF ARUBA (W.E.B.) N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: WEB,
gemachtigde: de advocaat mr. E.H.J. Martis.

1.DE VERDERE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 augustus 2016;
- de akte uitlating van Veolia;
- de akte uitlating van WEB;
- de antwoord-akte van Veolia.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis, tezamen met de zaak onder rolnummer AR 1536 van 2012.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Bij tussenvonnis heeft het gerecht partijen voorgehouden dat zij om een comparitie konden verzoeken. WEB doet dat. Veolia heeft aan een comparitie geen behoefte. Het gerecht ook niet. Nu partijen daarom niet eenparig verzoeken zal het gerecht niet tot het bepalen van een comparitie overgaan.
2.2
Bij tussenvonnis werd partijen verzocht de eindbeslissingen daarin door te rekenen voor wat betreft het gevorderde. WEB heeft de gelegenheid aangegrepen om een aantal eindbeslissingen aan de orde te stellen. Voor dergelijke beslissingen geldt de regel dat daarvan in dezelfde instantie niet meer kan worden teruggekomen. Dit kan anders zijn indien de beslissing berust op een kennelijk onjuiste juridische of feitelijke grondslag, dan wel de eisen van een goede procesorde om een andere reden meebrengen dat de rechter zijn eindbeslissing heroverweegt. De stelplicht dat daarvan sprake is rust op de partij die de desbetreffende eindbeslissingen aan de orde stelt.
2.3
Op een noodtoestand heeft WEB zich niet beroepen. Voor wat de inhoudelijke bezwaren tegen het tussenvonnis betreft is het gerecht van oordeel dat, wat ook van de juistheid van die bezwaren zij, door WEB niet voldoende wordt toegelicht waarom sprake is van kennelijk onjuiste feitelijke of juridische grondslag. Dat het gerecht de sequentie van de door Veolia uit te voeren werkzaamheden niet goed zou hebben begrepen of die niet goed uit de verf zou zijn gekomen brengt niet met zich mee dat dus sprake is van een onmiddellijk in het oog springende fout. WEB wijst ook geen concrete passages in haar voorgaande processtukken, of die van de wederpartij, aan waaruit evident voortvloeit dat het gerecht van een verkeerde feitelijke voorstelling van zaken is uitgegaan of het recht evident verkeerd heeft toegepast. Voor een nadere toelichting van het standpunt van WEB, vergezeld van producties, is in dit stadium van het geding geen plaats meer.
2.4
Het gerecht heeft bij tussenvonnis van 24 augustus 2016 onder 2.28 partijen in de gelegenheid gesteld om de financiële consequenties van de eindbeslissingen door te rekenen. Dat heeft Veolia in een overzichtelijk schema gedaan. Onder 15 tot en met 26 neemt WEB wederom de gelegenheid te baat om de eindbeslissingen van het gerecht aan de orde te stellen. Dat is niet het doel waartoe het gerecht partijen in de gelegenheid heeft gesteld zich uit te laten.
2.5
Het gerecht kan zich vinden in het door Veolia opgestelde overzicht en zal de daarin genoemde bedragen toewijzen, te meer nu de daarin genoemde hoofdsom lager uitvalt dan de onder 26 van de akte van WEB opgenomen hoofdsom.
2.6
WEB verzet zich ten slotte nog tegen de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad. Veolia is een vennootschap naar het recht van de staat Pennsylvania, Verenigde Staten van Amerika, en heeft geen vermogensbestanddelen in Aruba. Verder ondergaat Veolia een reorganisatie waarvan de gevolgen onduidelijk zijn, aldus WEB.
2.7
Mede in het licht van het bepaalde in artikel III onder 1 van het Nederlands-Amerikaans vriendschapsverdrag ziet het gerecht geen aanleiding om uitvoerbaarheid bij voorraad aan het vonnis te ontzeggen omdat Veolia in de Verenigde Staten gevestigd is. Dat Veolia een reorganisatie ondergaat waarvan de gevolgen onduidelijk zijn is op zichzelf ook geen reden om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.8
Als de overwegend in het ongelijk te stellen partij zal WEB de proceskosten van Veolia moeten vergoeden.
2.9
Uit de beslissingen in conventie volgt dat de reconventionele vordering moet worden afgewezen, zoals ook al werd overwogen in het tussenvonnis.
2.1
Als de in het ongelijk te stellen partij zal WEB de proceskosten in reconventie van Veolia moeten vergoeden.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
in conventie
verklaart voor recht dat het niet aan de contractuele parameters voldoende ongezuiverde water kwalificeert als onvoorziene fysieke omstandigheid in de zin van contract artikel 4.12 (Fidic);
verklaart voor recht dat wijzigingsverzoek COR-019 op US$ 134.100, vastgesteld dient te worden en verstaat dat dit bedrag is meegenomen in de becijfering van de hieronder toe te wijzen hoofdsom;
verlengt de termijn van oplevering met 63 dagen te rekenen vanaf 30 mei 2012;
veroordeelt WEB tot betaling binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan Veolia van een bedrag van US$ 3.850.655,92, te vermeerderen met de finance charges (Fidic 14.8) vanaf de datum van opeisbaarheid van de vordering(en) tot 11 mei 2012 en vanaf 8 maart 2013 tot de tot de dag waarop volledig zal zijn betaald;
veroordeelt WEB in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Veolia worden begroot op Afl. 7.500, aan griffierecht, Afl. 272, aan explootkosten en Afl. 36.000, aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
wijst het gevorderde af;
veroordeelt WEB in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Veolia worden begroot op Afl. 18.000, aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 23 augustus 2017 in aanwezigheid van de griffier.