ECLI:NL:OGEAA:2017:645

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 augustus 2017
Publicatiedatum
28 augustus 2017
Zaaknummer
A.R. nr. 2362 van 2016/AUA201600754
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van appartement door erfgename tegen medegerechtigde

In deze zaak vordert de eiseres, een 88-jarige vrouw wonende in Sint Maarten, dat het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba de gedaagde, haar zoon, beveelt om een appartement in Aruba te ontruimen. De eiseres is erfgename van het appartement en stelt dat de gedaagde zich niet houdt aan een overeenkomst die op 3 augustus 2015 is gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het gebruik van het appartement. De gedaagde woont sinds 2012 in het appartement en heeft geweigerd om het appartement te verlaten, ondanks een eerdere schriftelijke mededeling van de eiseres dat hij dit uiterlijk op 31 december 2015 moest doen. De gedaagde voert verweer en stelt dat de eiseres niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering.

Het Gerecht heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de ingediende stukken, waaronder het verzoekschrift, de conclusie van antwoord, en de conclusie van repliek. Het Gerecht oordeelt dat er geen gronden zijn om de eiseres niet-ontvankelijk te verklaren. De eiseres heeft gesteld dat de gedaagde zich niet aan de overeenkomst heeft gehouden, maar het Gerecht concludeert dat de gedaagde in beginsel bevoegd is om het appartement te bewonen, aangezien niet alle deelgenoten bij de overeenkomst betrokken waren. De vordering van de eiseres wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

Vonnis van 23 augustus 2017
Behorend bij A.R. nr. 2362 van 2016/AUA201600754
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende in Sint Maarten, voor deze zaak gedomicilieerd in Aruba ten kantore van haar hierna genoemde in Aruba gevestigde advocaat,
eiseres,
hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff,
tegen:
[Gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. C.F.K.J. Lejuez.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de op 24 mei 2017 genomen conclusie van dupliek.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
eiseres] vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde]:
-beveelt om het appartement gelegen in Aruba te [perceelnummer] binnen één week na de uitspraak van dit vonnis, althans binnen een door het Gerecht te bepalen andere termijn, te ontruimen en met overgave van de sleutels ter vrije beschikking te stellen van [eiseres], met machtiging aan haar om bij gebreke daarvan de ontruiming zelf te (doen) bewerkstelligen, desnoods met behulp van een deurwaarder en de sterke arm van politie;
-veroordeelt in de kosten van deze procedure.
2.2 [
gedaagde] voert verweer, en concludeert dat [eiseres] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte, althans tot afwijzing daarvan, kosten rechtens.

3.DE BEOORDELING

3.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat [eiseres] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte. Het ontvankelijkheidsverweer van [gedaagde] wordt daarom verworpen.
3.2
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet of onvoldoende bestreden staat tussen partijen onder meer het volgende vast.
3.2.1
De thans 88 jarige [eiseres] woont al meer dan 30 jaar in Sint Maarten, en is de moeder van [gedaagde]. Zij was in de gemeenschap van goederen gehuwd met de in 2009 overleden vader van [gedaagde] (hierna: de erflater). Uit dat huwelijk zijn naast [gedaagde] geboren [XX], [XX2] en [XY]. [XX] en [XX2] wonen al vele jaren in het buitenland, en zullen naar het zich laat aanzien nooit meer in Aruba komen wonen.
3.2.2 [
eiseres] is krachtens het huwelijksvermogensregime van haar ontbonden huwelijk met de erflater en als zijn erfgenaam voor 6/10 deel gerechtigd tot het perceel gelegen in Aruba te [perceelnummer], met het daarop gebouwde woonhuis en het daarop gebouwde appartement (hierna: het appartement). [gedaagde], [XX], [XX2] en [XY] zijn als erfgenamen van de erflater ieder gerechtigd tot 1/10 deel van dat perceel en het daarop gebouwde.
3.2.3 [
gedaagde] woont in elk geval vanaf 2012 in het appartement.
3.2.4
De tussen [eiseres] en [XY] ([…]) enerzijds en [gedaagde] anderzijds op 3 augustus 2015 gesloten overeenkomst (hierna: de overeenkomst) vermeldt onder meer:

The undersigned hereby agree to follow the rules of the contract regarding living in the appartment on [perceelnummer]. (…).
*The garden is a mess and also a risk for the people who rent the main house, as in snakes, pests, etc. It needs to be kept tidy by [gedaagde], without rubbish and the trees need to be trimmed on a regular basis by him, including the roots.
*The washingmachine and clotheslines need te be kept on his side of the fence.
*Entrance to his apartment via the kitchen side.
*Car(s) cannot be parked inside the fench. The access to the yard will be closed, only accessable through the small gate.
*Problems with sewage are to be taken care of by [gedaagde]; if there are people renting the main house, costs should be divided equally, otherwise it is [gedaagde]’s responsibility.
*Noiselevel to be kept within normal range.
*Water and electricity are put separately, each pays for his/her own costs. The cabel and TV will be separated as well.
*If there are any issues/discussions with the tenants of the house, they should be referred to Tony.
If you don’t comply with the agreement, you will get a 3 months notice to leave the premises.
These are the instructions from [eiseres].”.
3.2.5
Bij brief van 21 september 2015 heeft (de gemachtigde van) [eiseres] aan [gedaagde] medegedeeld dat “
gezien zijn ongeoorloofd gedrag en dat hij zich niet heeft gehouden aan de (…) overeenkomst d.d. 3 augustus 2015” [eiseres] hem niet langer toestemming verleent om in het appartement te blijven wonen en dat [gedaagde] met inachtneming van de overeengekomen termijn van drie maanden het appartement uiterlijk op 31 december 2015 moet hebben ontruimd.
3.2.6
Bij brief van 22 oktober 2015 heeft [gedaagde] aan (de gemachtigde van) [eiseres] gemotiveerd te kennen gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan het onder 3.2.5 vermelde schrijven.
3.3
Ingevolge artikel 3:169 BW is iedere deelgenoot bevoegd tot het gebruik van een gemeenschappelijk goed, tenzij een regeling anders bepaalt en mits dit gebruik met het recht van de overige deelgenoten te verenigen is. Deze bepaling brengt met zich dat [gedaagde] als deelgerechtigde tot het appartement in beginsel bevoegd is om het appartement, zoals hij doet, te gebruiken/bewonen. Gesteld noch is gebleken dat de uitoefening van die bevoegdheid niet te verenigen is met het recht van [eiseres], [XX], [XX2] en [XY] (zijnde de overige deelgerechtigden tot het appartement). Met [gedaagde] is het Gerecht van oordeel dat de hiervoor onder 3.2.4 vermelde overeenkomst geen regeling is in de zin van artikel 3:169 BW, nu is gebleken dat niet alle gerechtigden/deelgenoten tot het appartement als partij betrokken zijn bij die overeenkomst. Gesteld noch gebleken dat er anderszins een regeling bestaat in de zin van artikel 3:169 BW die met zich brengt dat [gedaagde] niet bevoegd is om het appartement te bewonen.
3.4 [
eiseres] grondt haar ontruimingsvordering op de stelling dat [gedaagde] zich niet gehouden heeft aan de overeenkomst. Behoudens dat voor het Gerecht onduidelijk is welke bepaling of bepalingen van de overeenkomst volgens [eiseres] precies zijn geschonden, brengt die beweerdelijke schending of schendingen nog niet met zich dat [gedaagde] niet langer bevoegd is om het appartement te bewonen.
3.5
Het beweerdelijke niet betalen van een vergoeding voor het gebruik van het appartement doet dat evenmin, waarbij heeft te gelden dat is gesteld noch gebleken dat [eiseres] [gedaagde] ooit heeft gesommeerd tot betaling van zo’n vergoeding. Dit klemt temeer omdat de overeenkomst zwijgt ter zake van een door [gedaagde] te betalen vergoeding voor het gebruik van het appartement. Daar komt bij dat het op grond van redelijkheid en billijkheid en de afweging van de woonbelangen van [gedaagde] ten opzichte van die van [eiseres] bij het verkrijgen van een door [gedaagde] te betalen gebruiksvergoeding op de weg van [eiseres] (en de overige deelgerechtigden tot het appartement) had gelegen en ligt om zo nodig een vordering tot vaststelling en betaling door [gedaagde] van zo’n gebruiksvergoeding ter beoordeling voor te leggen aan het Gerecht in plaats van een ontruimingsvordering.
3.6
Het beweerdelijke niet of onvoldoende uitvoeren van onderhoud aan het appartement maakt evenmin een einde aan bedoelde bevoegdheid van [gedaagde], nu het eerste lid van artikel 3:170 BW bepaalt dat handelingen dienende tot gewoon onderhoud of tot behoud van in dit geval het appartement, en in het algemeen handelingen die geen uitstel kunnen lijden, door ieder der deelgenoten, zo nodig, zelfstandig kunnen worden verricht. Overige gronden, die met zich brengen dat [gedaagde] als deelgerechtigde tot het appartement niet langer bevoegd is tot het gebruik daarvan, zijn gesteld noch gebleken. De betwiste stelling van [eiseres], dat het gebruik door [gedaagde] van het appartement met zich heeft gebracht dat het appartement in bouwvallige staat is geraakt, mist voldoende onderbouwing en wordt daarom gepasseerd. Het had te dezen op de weg van [eiseres] gelegen om een bouwkundig rapport in het geding te brengen waaruit de juistheid van haar stelling kon blijken.
3.7
De slotsom luidt dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen. [eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagde], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten van tarief 5 van het liquidatietarief, ad Afl. 1.250,-- per punt).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-wijst af het door [eiseres] verzochte;
-veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagde], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 23 augustus 2017 in aanwezigheid van de griffier.