ECLI:NL:OGEAA:2017:651

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 augustus 2017
Publicatiedatum
28 augustus 2017
Zaaknummer
A.R.B.B. nr. 1365 van 2015/AUA201500539
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake geldleningsovereenkomst tussen Island Finance Aruba N.V. en gedaagde

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is Island Finance Aruba N.V. (hierna: IFA) als eiseres opgetreden tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde. De procedure begon met een tussenvonnis op 2 september 2015, waarna een comparitie van partijen plaatsvond op 12 oktober 2015. Tijdens deze comparitie gaven beide partijen aan te willen onderhandelen over een minnelijke regeling. De zaak werd vervolgens naar de rol van 26 oktober 2015 verwezen voor verdere uitlatingen. Op 9 november 2015 werd de zaak op verzoek van partijen naar de parkeerrol verwezen.

De vordering van IFA betreft een geldleningsovereenkomst, waarbij IFA een bedrag van Afl. 11.435,07 vordert van de gedaagde, vermeerderd met rente van 1,5% per maand over een deel van de hoofdsom. De gedaagde heeft geen verweer gevoerd tegen de gewijzigde eis van IFA en heeft zijn aanvankelijke beroep op verjaring niet langer gehandhaafd. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de vorderingen van IFA toewijsbaar zijn, aangezien de gedaagde de stellingen van IFA niet heeft bestreden.

In de uitspraak van 23 augustus 2017 heeft het Gerecht de gedaagde veroordeeld om aan IFA het gevorderde bedrag te betalen, vermeerderd met rente, en tevens in de proceskosten van IFA. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat IFA het bedrag kan vorderen voordat de uitspraak in hoger beroep is gegaan. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A.H.M. van de Leur in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 23 augustus 2017
Behorend bij A.R.B.B. nr. 1365 van 2015/AUA201500539
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: IFA,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[Gedaagde],
wonende in Aruba te [adres],
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.
1.
DE PROCEDURE
1.1 Het verloop van de procedure tot 2 september 2015 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De ingevolge dat vonnis gelaste comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2015. IFA is toen ter zitting verschenen bij haar gemachtigde, en [gedaagde] is in persoon verschenen. Partijen hebben bij aanvang van de comparitie medegedeeld dat zij in termen van onderhandeling zijn en vooralsnog willen blijven teneinde een minnelijke regeling te bewerkstelligen. Het Gerecht heeft daarop de zaak naar de rol van 26 oktober 2015 verwezen voor akte uitlating regeling of voortprocederen zijdens IFA. Op 9 november 2015 heeft de rolrechter de zaak op verzoek van partijen verwezen naar de parkeerrol. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
-de op 1 februari 2017 door IFA genomen akte, houdende de mededeling dat partijen geen regeling hebben bereikt en dat zij wil voortprocederen;
-de op 29 maart 2017 door IFA genomen conclusie van repliek, tevens houdende een wijziging van eis, met producties;
-de op 24 mei 2017 jegens [gedaagde] verleende akte niet dienen van dupliek.
1.2 Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Na toegelaten wijziging van eis vordert IFA dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] veroordeelt:
-om aan IFA tegen behoorlijke kwijting te betalen Afl. 11.435,07, te vermeerderen met de overeengekomen rente ad 1,5% maandelijks gerekend vanaf 1 augustus 2016 over het bedrag van Afl. 6.380,07;
-in de proceskosten.
2.2 [
gedaagde] heeft bij gelegenheid van antwoord verweer gevoerd. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de bij repliek gewijzigde eis van IFA en de daaraan ten gronde gelegde stellingen.

3.DE VERDERE BEOORDELING

3.1
Het Gerecht volhardt in zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen, met inachtneming van het navolgende.
3.2 [
gedaagde] heeft de juistheid van de bij gelegenheid van repliek opgeworpen stellingen van IFA niet bestreden. Uit die vaststaande of voor juist geldende stellingen volgt dat [gedaagde] zijn aanvankelijke beroep op verjaring niet langer handhaaft en dat hij het thans door IFA in hoofdsom gevorderde bedrag opeisbaar verschuldigd is aan IFA, te vermeerderen met de overeengekomen rente ad 1,5% maandelijks gerekend vanaf 1 augustus 2016 over het bedrag van Afl. 6.380,07. De vorderingen van IFA zullen worden toegewezen.
3.3 [
gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van IFA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 283,19 aan verschotten en Afl. 3.000,-- aan salaris voor de gemachtigde (3 punten van tarief 4 van het liquidatietarief, ad Afl. 1.000,-- per punt).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-veroordeelt [gedaagde] om aan IFA te betalen tegen behoorlijke kwijting
Afl. 11.435,07, te vermeerderen met de overeengekomen rente ad 1,5% maandelijks gerekend over Afl. 6.380,07 vanaf 1 augustus 2016 tot aan de algehele voldoening;
-veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van IFA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 283,19 aan verschotten en Afl. 3.000,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 23 augustus 2017 in aanwezigheid van de griffier.