Uitspraak
1.DE PROCEDURE
- het verzoekschrift met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 1 augustus 2017.
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres een verzoek ingediend tot oplegging van lijfsdwang tegen gedaagde. De procedure vond plaats in kort geding, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar advocaat, mr. E.M.J. Cafarzuza. De vordering van eiseres was gericht op de tenuitvoerlegging van een eerdere beschikking van het Gerecht van 21 juni 2001, waarin gedaagde was veroordeeld tot het betalen van alimentatie voor hun minderjarige zoon. Eiseres vorderde dat de tenuitvoerlegging van deze beschikking bij lijfsdwang zou worden toegestaan, omdat gedaagde in gebreke was gebleven met de betaling van een aanzienlijk bedrag aan achterstallige alimentatie.
Tijdens de zitting op 1 augustus 2017 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Eiseres stelde dat gedaagde Afl. 25.724,30 verschuldigd was en dat hij betalingsonwil vertoonde. Gedaagde bestreed deze stelling, maar het Gerecht oordeelde dat hij onvoldoende bewijs had geleverd om zijn verweer te onderbouwen. Het Gerecht concludeerde dat, gezien de omstandigheden, het onwaarschijnlijk was dat gedaagde in staat zou zijn om het achterstallige bedrag te betalen, vooral niet als lijfsdwang zou worden toegepast.
Uiteindelijk heeft het Gerecht de vordering van eiseres afgewezen, met de overweging dat in een bodemprocedure de vorderingen van eiseres waarschijnlijk zouden worden afgewezen. Het Gerecht heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 23 augustus 2017 door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, in aanwezigheid van de griffier.