Aan zijn standpunt dat geen vrees voor gezondheidsschade bestaat, heeft verweerder ten grondslag gelegd dat op grond van de huidige stand van mondiaal onderzoek geen wetenschappelijk bewijs kan worden geleverd voor de gezondheidseffecten van windmolens. Daarbij heeft verweerder onder meer verwezen naar de volgende passages uit diverse rapporten en adviezen.
In het KEMA-rapport 2012 is vermeld dat uit Nederlands en Amerikaans onderzoek geen bewijs is voortgekomen voor significante effecten op de gezondheid door windmolenparken dan wel geen effecten op de gezondheid indien tussen de windmolenparken en de desbetreffende woning meer dan 400 m is gelegen en in dit geval is de dichtstbijzijnde woning op een afstand van 940 m gelegen (p. 72). Voorts zullen de door het windmolenpark te produceren maximale geluidwaarden, zoals berekend, te laag zijn om ter plaatse van de nabij gelegen woningen in zijn algemeenheid tot slaapverstoring te leiden (p. 73). Ten slotte zal ter plaatse, omdat bij de vergunde windturbines de rotor aan de voorzijde van de turbines (
upwind) is voorzien, geen laagfrequent geluid te verwachten zijn van het windmolenpark, aldus het KEMA-rapport (p. 73).
In het mer-rapport is vermeld dat gezien het bronvermogen van de windturbines, het berekende frequentiebereik en het opstellingspatroon, geen tot weinig laagfrequent geluid te verwachten is bij woningen van omwonenden, die op een afstand van minimaal 900 m zijn gelegen (p. 4). Nu over het algemeen de trillingen na enkele tientallen meters reeds onder de doorgaans toegepaste grenswaarden liggen, zijn directe gezondheidseffecten door laagfrequent geluid en of trillingen ter plaatse van deze woningen niet te verwachten, aldus het mer-rapport (p. 5).
In het RIVM-rapport is geconcludeerd dat weliswaar sommige mensen hinder ervaren als zij het gevoel hebben dat hun omgevings- of levenskwaliteit verslechtert door de plaatsing van windmolens, waardoor gezondheidsklachten kunnen ontstaan, maar dat om de invloed van windturbines op de slaap te kunnen beoordelen, nog onvoldoende gegevens beschikbaar zijn en de beschikbare gegevens geen definitieve conclusie toelaten. Voor andere directe effecten op de gezondheid is geen bewijs. Wel kan chronische hinder of het gevoel dat door de windturbines de omgevings- of levenskwaliteit afneemt, via stressprocessen een negatieve invloed hebben op de gezondheid en het welbevinden van mensen die in de buurt van windturbines wonen (p. 21).
In het PAHO-rapport is vermeld dat ‘the peer reviewed scientific literature has not produced any meaningful health effects associated with wind turbines. The popular and scientific literature both point to potential issues associated with public annoyance of windmills” (p. 2). (…) “The scientific and popular literature yields concerns related to noise leading to sleep deprivation, tinnitus, vertigo, panic and chronic health issues. Stated concerns raised were related to low frequency noise (…). Acceptable levels have been established at 40 dB(A) and minimum setbacks of 550 m with some indication of up to 2 km in adhering the precautionary principle and epidemiological evidence” (p. 5). Voorts wordt in dat rapport de volgende aanbeveling gedaan: “The noise levels for dwellings are in line with recommendations as well as distance. In developments of this kind considerations should be made for establishing distances based on the precautionary principle of using outer range maximum distances (2 km). However, in small island states this may not be practical or feasible.” (p. 6).
In haar voorlopig advies heeft DVG ten slotte te kennen gegeven dat, zoals PAHO heeft gerapporteerd, onvoldoende wetenschappelijk bewijs bestaat dat een windmolenpark de gezondheid van omwonenden kan beschadigen of gezondheidsklachten kan veroorzaken en dat wereldwijd meer onderzoek nodig is om eventuele effecten op de gezondheid van omwonenden van een windmolenpark met zekerheid te kunnen vaststellen. Dit geldt ook voor Aruba inzake de zekerheidsstelling voor de gezondheid van de bevolking veroorzaakt door windmolens, aldus dat advies. Voorts heeft de DVG aanbevolen het voorzorgsbeginsel in aanmerking te nemen bij het bepalen van de afstanden van het windmolenpark tot woningen en om voor aanvang van het project een bewakingssysteem in het leven te roepen om zogenoemde baseline data te vergaren over bepalende factoren voor de gezondheid. In haar advies van 17 september 2015 heeft DVG in aanvulling daarop geconcludeerd dat de afstanden tussen de woningen in de nabijheid van het windmolenpark ongewijzigd kunnen blijven.