ECLI:NL:OGEAA:2017:660

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 augustus 2017
Publicatiedatum
30 augustus 2017
Zaaknummer
AUA201700025
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechter in bestuursrechtelijke procedure inzake precariovergunning

In deze zaak heeft de coöperatieve vereniging Playa Linda Beach Resort, gevestigd in Aruba, beroep ingesteld tegen de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie, met betrekking tot een precariovergunning. De Minister had aan appellante medegedeeld dat zij binnen 30 dagen de verschuldigde precario moest voldoen om de vergunning te verkrijgen voor het in gebruik nemen van domeingrond op het strand voor het aanbieden van strandstoelen. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de factuur van 21 juli 2016, waarop een bedrag van Afl. 216.019,-- was in rekening gebracht voor het innemen van strandgrond. Het gerecht heeft de zaak behandeld op 15 juni 2017, waarbij zowel appellante als verweerder vertegenwoordigd waren.

De rechter heeft overwogen dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat het gerecht zich onbevoegd heeft verklaard kennis te nemen van het beroep, voor zover dit gericht was tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar tegen de factuur. De rechter heeft vastgesteld dat de brief van 19 augustus 2016, waarin verweerder aan appellante mededeelt dat de vergunning niet zal worden verleend indien de verschuldigde precario niet wordt voldaan, moet worden aangemerkt als een beschikking. De beslissing van 30 januari 2017, waarin verweerder na heroverweging heeft aangegeven dat de vergunning kan worden verleend indien aan de voorwaarden wordt voldaan, wordt ook als een beschikking beschouwd. Gezien deze omstandigheden is het belang aan het onderhavige beroep komen te vervallen.

De rechter heeft geconcludeerd dat er geen wettelijke grondslag is voor een veroordeling in de kosten, aangezien de uitspraak strekt tot niet-ontvankelijkverklaring. De beslissing werd gegeven door mr. M.E.B. de Haseth en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 augustus 2017. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen zes weken na de dag van de uitspraak moet worden ingesteld.

Uitspraak

Uitspraak van 28 augustus 2017
AUA201700025
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
de coöperatieve vereniging PLAYA LINDA BEACH RESORT,
gevestigd in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. R.A. Wix,
gericht tegen:
de MINISTER VAN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING, INFRASTRUCTUUR EN INTEGRATIE,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. I.L. Ras Orman (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van 19 augustus 2016 heeft verweerder aan appellante medegedeeld dat indien zij binnen 30 dagen de verschuldigde precario voldoet, aan haar precariovergunning kan worden verleend voor het in gebruik nemen van domeingrond op het strand voor het uitzetten en aanbieden van strandstoelen.
Bij factuur van 21 juli 2016 is aan appellante een bedrag van Afl. 216.019,-- in rekening gebracht voor het voor dat doel innemen van 1.600 m² strand ten westen van Playa Linda Beach Resort.
Daartegen heeft appellante op 16 september 2016 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beschikking op het aldus gemaakte bezwaar heeft appellante op 17 januari 2017 beroep ingesteld bij het gerecht.
Op 7 maart 2017 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Op 6 juni 2017 heeft verweerder nadere stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juni 2017, waar appellante, vertegenwoordigd door de advocaat mr. E.R. Zeppenfeldt, en verweerder, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde en ing. M.I. Dammers, lid van het managementteam van de Directie Infrastructuur en Planning, zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Lar wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen verstaan onder beschikking: een op enig rechtsgevolg gericht schriftelijk besluit van een bestuursorgaan.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder c, zijn van het begrip beschikking uitgezonderd besluiten waartegen beroep op de onafhankelijke rechter is opengesteld krachtens een andere landsverordening dan de onderhavige
Ingevolge artikel 9, eerste lid, kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze op bezwaar is genomen.
Ingevolge het tweede lid wordt het uitblijven van een beschikking binnen de bij of krachtens landsverordening gestelde termijn, of, bij gebreke van een zodanige termijn, het uitblijven van een beschikking binnen twaalf weken nadat daartoe door de belanghebbende een verzoek is ingediend, gelijkgesteld met een afwijzende beschikking.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Algemene Politieverordening is het verboden zonder vergunning van de minister, belast met publieke werken of een door hem aan te wijzen ambtenaar:
a. in, op of over de openbare weg iets, hoegenaamd, te planten, te plaatsen, te spannen, te hangen, vast te hechten, uit te spreiden, uit te slaan, te drogen, te luchten, te slepen of te hebben;
b. t/m d. (…);
e. voorwerpen op de openbare weg uit te stallen of uitgestald te hebben of aan de openbare weg aan de buitenzijde van gevels, deuren of vensters ter uitstalling op te hangen, te bevestigen of opgehangen of bevestigd te hebben;
f. (…).
Ingevolge artikel 1 wordt in deze landsverordening onder openbare weg verstaan: alle straten, wegen, stegen, gangen, paden, pleinen, kaden, bruggen, stoepen, trottoirs, plantsoenen of andere openliggende of ten dienste van het publiek bestemde gronden en plaatsen en, voor zover de bij de betrekkelijke artikelen bedoelde feiten daarop kunnen plaats hebben, ook alle watervlakten die, al of niet voor de publieke dienst bestemd, feitelijk voor een ieder toegankelijk zijn.
Ingevolge artikel 1 van de Retributieverordening worden onder de naam van retributies bijdragen en vergoedingen geheven wegens het gebruik of genot van voor de openbare dienst bestemde werken, bezittingen of inrichtingen van het Land.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder b, worden onder retributies voor de toepassing van deze landsverordening mede begrepen de rechten, verschuldigd voor het innemen van openbare grond of openbaar water of het hebben van voorwerpen onder, aan, in, op of boven aan het Land in eigendom toebehorende grond, welke, of aan het Land in eigendom toebehorend water, hetwelk voor de openbare dienst is bestemd (precario).
Ingevolge artikel 4, tweede lid, zijn ten aanzien van de beslissingen, houdende vaststellingen van de hoogte van de verschuldigde retributies, de artikelen 43 tot en met 47 van de Landsverordening inkomstenbelasting (AB 1991 no. GT 51) van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor “de inspecteur” telkens wordt gelezen: degene die de hoogte van de retributies heeft vastgesteld.
Ingevolge artikel ingevolge artikel 1, eerste lid, van het Retributie- en legesbesluit Directie Infrastructuur en Planning (hierna: het Landsbesluit) is aan het Land onder de naam precario een retributie verschuldigd wegens het innemen van openbare gronden of wateren van het Land of het hebben van voorwerpen aan, in, op of boven aan het Land in eigendom toebehorende gronden of wateren, welke voor de openbare dienst bestemd zijn, als volgt:
A. t/m M. (…);
N. voor het op of boven openbare grond langs openbare wegen uitstallen van ter verkoop aangeboden goederen, per m² ingenomen grond of gedeelte daarvan:
1°. per week ....................................... Afl. 15,-;
2°. per maand .................................... Afl. 25,-;
3°. per jaar ........................................ Afl. 135,-;
O. t/m P. (…);
Q. voor het innemen van openbare grond, anders dan bedoeld in de onderdelen A tot en met E en L tot en met M, per m² ingenomen grond of gedeelte daarvan:
1°. per week ...................................... Afl. 0,50;
2°. per maand ................................... Afl. 1,-;
3°. per jaar ........................................ Afl. 5,-.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, mag geen openbare grond of openbaar water als bedoeld in de aanhef van artikel 1, eerste lid, zonder vergunning, verleend door of namens de minister, belast met infrastructuur, worden ingenomen.
Factuur van 21 juli 2016
2.2
Bij uitspraken van het gerecht van heden, in de zaken nrs. AUA201700174, AUA201700175 en AUA201700176, heeft de belastingrechter zich bevoegd geacht kennis te nemen van beroepen inzake facturen, waarbij precario in rekening wordt gebracht. Daartoe heeft het gerecht overwogen dat artikel 4, tweede lid, van de Retributieverordening vanaf 1 maart 2004 zo dient te worden gelezen, dat met betrekking tot beslissingen over de vaststelling van de hoogte van de retributies de artikelen 17 tot en met 20 van de Algemene landsverordening belastingen van overeenkomstige toepassing zijn. Het gerecht, als algemeen bestuursrechter, ziet thans geen aanleiding daarover anders te oordelen. Dat brengt met zich dat het gerecht, gelet op artikel 2, tweede lid, aanhef en onder c, van de Lar, onbevoegd is van het beroep kennis te nemen, voor zover het is gericht tegen het uitblijven van een beslissing op het tegen de factuur van 21 juli 2016 gemaakte bezwaar. Het gerecht zal bewerkstelligen dat het op 17 januari 2017 ingekomen beroepschrift in zoverre aan de belastingrechter ter hand zal worden gesteld.
Brief van 19 augustus 2016
2.3
Voor zover het beroep is gericht tegen het uitblijven van een beslissing op het tegen de brief van 19 augustus 2016 gemaakte bezwaar, overweegt het gerecht als volgt.
Deze brief dient, gelet op de bewoordingen daarvan, te worden aangemerkt als de weigering van verweerder aan appellante een zogenoemde precariovergunning te verlenen, nu appellante daarbij te kennen wordt gegeven dat indien zij niet binnen 30 dagen de verschuldigde precario voldoet, de vergunning niet zal worden verleend. Aldus behelst deze brief een beschikking, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Lar.
Hangende het tegen het uitblijven van een beslissing op het daartegen gemaakte bezwaar ingestelde beroep heeft verweerder appellante voorts bij brief van 30 januari 2017 medegedeeld dat na heroverweging is besloten dat indien zij binnen 30 dagen de verschuldigde precario voldoet, aan haar precariovergunning kan worden verleend voor het in gebruik nemen van domeingrond op het strand voor het uitzetten en aanbieden van 400 strandstoelen. Deze brief behelst, evenals die van 19 augustus 2016, een beschikking van verweerder waarbij deze weigert precariovergunning te verlenen. Gegeven de formulering daarvan is deze beschikking voorts gegeven naar aanleiding van het tegen die van 19 augustus 2016 gemaakte bezwaar en is daarbij laatstvermelde beschikking heroverwogen. Onder deze omstandigheden en gelet op artikel 9, eerste lid, van de Lar, is het gerecht van oordeel dat de beslissing van 30 januari 2017 een beschikking op bezwaar behelst. Tegen de beschikking van 30 januari 2017 heeft appellante beroep ingesteld, welk beroep bij het gerecht is geregistreerd onder het nummer AUA201700083. Onder deze omstandigheden is het belang aan het onderhavige beroep komen te ontvallen.
2.4
Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.5
Voor een veroordeling in de kosten bestaat geen wettelijke grondslag. Daartoe wordt overwogen dat de grondslag voor een veroordeling in de proceskosten in beroepszaken op grond van de Lar is gelegen in de in artikel 52, tweede lid, van deze landsverordening neergelegde mogelijkheid van veroordeling tot vergoeding van schade, geleden als gevolg van de vernietigde beschikking. Bij een uitspraak, strekkende tot niet‑ontvankelijkverklaring ontbreekt de mogelijkheid tot een dergelijke veroordeling.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het beroep, voor zover gericht tegen het uitblijven van een beslissing op het door appellante tegen de factuur van 21 juli 2016 gemaakte bezwaar;
- verklaart het beroep voor het overige niet‑ontvankelijk.
Deze beslissing werd gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 28 augustus 2017 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).