ECLI:NL:OGEAA:2017:662
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Hoger beroep
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake precariovergunning voor het plaatsen van palapas op het strand
In deze zaak heeft de coöperatieve vereniging Aruba Beach Club, gevestigd in Aruba, een beroep ingesteld tegen de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie. Het beroep betreft de verlening van een precariovergunning voor het plaatsen van 350 strandstoelen en 100 palapas op de gronden voor Costa Linda Beach Resort. Appellante heeft op 28 april 2016 een verzoek ingediend voor de precariovergunning, maar tegen het uitblijven van een beschikking heeft zij op 16 september 2016 bezwaar gemaakt. Vervolgens heeft zij op 2 februari 2017 opnieuw bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beschikking op haar eerdere bezwaar. De Minister heeft geen verweerschrift ingediend, maar heeft op 6 juni 2016 nadere stukken ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 15 juni 2017, waar zowel appellante als verweerder vertegenwoordigd waren. Tijdens de zitting heeft de Minister medegedeeld dat voor het plaatsen van palapas geen precariovergunning vereist is. Dit leidde tot de conclusie dat het verzoek van appellante niet vereist was en dat er geen belang bestond bij het beoordelen van het uitblijven van een beschikking op het bezwaar van appellante. Het gerecht heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De rechter heeft ook overwogen dat er geen wettelijke grondslag bestaat voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de mogelijkheid tot vergoeding van schade alleen geldt bij vernietigde beschikkingen. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 28 augustus 2017, en er staat hoger beroep open bij het Hof.