ECLI:NL:OGEAA:2017:662

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 augustus 2017
Publicatiedatum
30 augustus 2017
Zaaknummer
AUA20170044
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake precariovergunning voor het plaatsen van palapas op het strand

In deze zaak heeft de coöperatieve vereniging Aruba Beach Club, gevestigd in Aruba, een beroep ingesteld tegen de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie. Het beroep betreft de verlening van een precariovergunning voor het plaatsen van 350 strandstoelen en 100 palapas op de gronden voor Costa Linda Beach Resort. Appellante heeft op 28 april 2016 een verzoek ingediend voor de precariovergunning, maar tegen het uitblijven van een beschikking heeft zij op 16 september 2016 bezwaar gemaakt. Vervolgens heeft zij op 2 februari 2017 opnieuw bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beschikking op haar eerdere bezwaar. De Minister heeft geen verweerschrift ingediend, maar heeft op 6 juni 2016 nadere stukken ingediend.

De zaak is behandeld op de zitting van 15 juni 2017, waar zowel appellante als verweerder vertegenwoordigd waren. Tijdens de zitting heeft de Minister medegedeeld dat voor het plaatsen van palapas geen precariovergunning vereist is. Dit leidde tot de conclusie dat het verzoek van appellante niet vereist was en dat er geen belang bestond bij het beoordelen van het uitblijven van een beschikking op het bezwaar van appellante. Het gerecht heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De rechter heeft ook overwogen dat er geen wettelijke grondslag bestaat voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de mogelijkheid tot vergoeding van schade alleen geldt bij vernietigde beschikkingen. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 28 augustus 2017, en er staat hoger beroep open bij het Hof.

Uitspraak

Uitspraak van 28 augustus 2017
AUA20170044
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
de coöperatieve vereniging ARUBA BEACH CLUB,
gevestigd in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. R.A. Wix,
gericht tegen:
de MINISTER VAN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING, INFRASTRUCTUUR EN INTEGRATIE,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. I.L. Ras Orman (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Op 28 april 2016 heeft appellante verweerder verzocht haar precariovergunning te verlenen voor het plaatsen van 350 strandstoelen en 100 palapas op de gronden gelegen voor Costa Linda Beach Resort.
Tegen het uitblijven van een beschikking op dat verzoek heeft appellante op 16 september 2016 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beschikking op het aldus gemaakte bezwaar heeft appellante op 2 februari 2017 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Op 6 juni 2016 heeft verweerder nadere stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juni 2017, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. E.R. Zeppenfeldt, en verweerder, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde en ing. M.I. Dammers, lid van het managementteam van de Directie Infrastructuur en Planning, zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ambtshalve overweegt het gerecht als volgt.
2.2.
Bij brief van 3 maart 2017 heeft verweerder appellante medegedeeld dat indien zij binnen 30 dagen de verschuldigde precario voldoet, aan haar precariovergunning kan worden verleend voor het in gebruik nemen van domeingrond op het strand voor het uitzetten en aanbieden van 350 strandstoelen. Ter zitting heeft appellante te kennen gegeven dat het beroep er uiteindelijk toe strekt dat verweerder een beschikking geeft op het verzoek van appellante om haar precariovergunning te verlenen voor het plaatsen van 100 palapas. Voorts is ter zitting zijdens verweerder te kennen gegeven dat voor het plaatsen van palapas op het strand, zoals door appellante verzocht, geen precariovergunning vereist is. Nu hetgeen appellante heeft verzocht en haar niet is verleend niet vereist is, bestaat geen belang bij het beoordelen van het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het bezwaar van appellante gericht tegen het uitblijven van een beschikking op haar verzoek om verlening van precariovergunning voor het plaatsen van 100 palapas.
2.3
Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.4
Voor een veroordeling in de kosten bestaat geen wettelijke grondslag. Daartoe wordt overwogen dat de grondslag voor een veroordeling in de proceskosten in beroepszaken op grond van de Lar is gelegen in de in artikel 52, tweede lid, van deze landsverordening neergelegde mogelijkheid van veroordeling tot vergoeding van schade, geleden als gevolg van de vernietigde beschikking. Bij een uitspraak, strekkende tot niet‑ontvankelijkverklaring, ontbreekt de mogelijkheid tot een dergelijke veroordeling.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep niet‑ontvankelijk.
Deze beslissing werd gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 28 augustus 2017 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).