ECLI:NL:OGEAA:2017:665
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Hoger beroep
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake precariovergunning voor het plaatsen van palapas
In deze zaak heeft de coöperatieve vereniging Costa Linda Beach Resort, gevestigd in Aruba, een beroep ingesteld tegen de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie. Het beroep betreft de niet-ontvankelijkheid van een verzoek om verlening van een precariovergunning voor het plaatsen van 110 palapas op het strand voor het resort. Appellante had op 29 april 2016 verzocht om deze vergunning, maar kreeg op 19 augustus 2016 te horen dat zij eerst de verschuldigde precario moest voldoen voordat de vergunning kon worden verleend. Appellante maakte bezwaar tegen het uitblijven van een beschikking op haar verzoek en stelde op 3 februari 2017 beroep in, omdat er geen beslissing was genomen op haar bezwaar.
Tijdens de zitting op 15 juni 2017 werd door de vertegenwoordiger van de verweerder aangegeven dat voor het plaatsen van palapas op het strand geen precariovergunning vereist is. Dit leidde tot de conclusie dat het verzoek van appellante niet relevant was, aangezien hetgeen zij verzocht niet vereist was. Het gerecht oordeelde dat er geen belang bestond bij het beoordelen van het uitblijven van een beschikking op het bezwaar van appellante.
De rechter verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en stelde vast dat er geen wettelijke grondslag was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 28 augustus 2017, en tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen zes weken na de dag van de uitspraak moet worden ingesteld.