ECLI:NL:OGEAA:2017:67
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.H.M. van de Leur
- Rechtspraak.nl
Civielrechtelijke procedure over overeengekomen rente tussen maatschap en gedaagde
In deze civielrechtelijke zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde de maatschap HBN LAW (hierna: HBN) betaling van een bedrag van Afl. 4.429,24 van de gedaagde, hierna aangeduid als Gedaage. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst waarin een rente van 1% per maand was overeengekomen, gerekend vanaf 1 juli 2015. De procedure begon met een tussenvonnis op 12 oktober 2016, waarna een comparitie van partijen op 11 november 2016 volgde. Tijdens deze zitting bleek dat Gedaage een door HBN toegezonden productie niet had ontvangen, wat leidde tot een beperking van de bewijsvoering aan de zijde van Gedaage.
HBN werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. C.R.O. Richardson, terwijl Gedaage in persoon verscheen. HBN stelde dat er een duidelijke overeenkomst was over de rente, die ook op de facturen was vermeld. Gedaage voerde verweer, maar kon de stellingen van HBN niet voldoende betwisten. Het Gerecht oordeelde dat Gedaage de overeengekomen rente verschuldigd was, aangezien HBN onbetwist had gesteld dat de rente op de facturen was vermeld en dat Gedaage eerder rente had betaald.
In de uitspraak van 1 februari 2017 werd Gedaage veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met de overeengekomen rente, en werd Gedaage ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte werd afgewezen. Deze uitspraak bevestigt de rechtsgeldigheid van de overeengekomen rente en de verplichtingen van de gedaagde in het kader van de overeenkomst.