ECLI:NL:OGEAA:2017:680

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 augustus 2017
Publicatiedatum
31 augustus 2017
Zaaknummer
EJ nr. 482 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinder- en partneralimentatie in een alimentatiezaak

In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de man verzocht om wijziging van de alimentatiebeschikking van 11 januari 2016. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.G.A. Baiz, verzocht om de kinderalimentatie te verlagen van Afl. 300,- naar Afl. 200,- per maand en om de partneralimentatie op nihil te stellen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.S. Gravenstijn, heeft verweer gevoerd en ontkent dat er sprake is van wijziging van omstandigheden. De vrouw stelt dat zij niet samenwoont met een ander en dat de man in staat is om de huidige alimentatie te betalen.

De rechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, met name artikel 1:401, dat wijziging van alimentatie mogelijk maakt bij wijziging van omstandigheden. De man heeft aangevoerd dat de vrouw inmiddels samenwoont met een ander en dat zijn financiële situatie is verslechterd. De vrouw heeft dit echter betwist en de rechter heeft geoordeeld dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen.

De rechter heeft ook opgemerkt dat de man geen recente financiële gegevens heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn verzoek. Gezien het gebrek aan bewijs en de recente datum van de laatste alimentatiebeschikking, heeft de rechter het verzoek van de man afgewezen. Wel heeft de rechter de vrouw toestemming verleend om kosteloos te procederen, gezien het bewijs van haar onvermogen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Beschikking van 29 augustus 2017
behorend bij EJ nr. 482 van 2017
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen
[de man],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. M.G.A. Baiz,
en
[de vrouw],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna: de vrouw,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 9 maart 2017;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren van 6 juni 2017, waaruit blijkt dat zijn verschenen partijen bijgestaan door hun gemachtigden.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit het huwelijk tussen partijen is op [datum] 2009 in Venezuela geboren de minderjarige [de minderjarige] (hierna: de minderjarige).
2.2
Bij beschikking van dit gerecht van 9 november 2015 (EJ-1684/15) is onder meer de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
2.3
Bij beschikking van dit gerecht van 11 januari 2016 (EJ-1684/15) is bepaald dat de man met Afl. 300,- per maand dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige en is aan de vrouw een uitkering tot levensonderhoud voor een bedrag van Afl. 300,- per maand toegekend.

3.HET VERZOEK

3.1
Het verzoek strekt tot wijziging van de beschikking van 11 januari 2016 in die zin dat het door de man te betalen bedrag aan kinderalimentatie zal worden verlaagd tot Afl. 200,- per maand en dat het door de man uit te keren bedrag aan levensonderhoud ten behoeve van de vrouw op nihil wordt gesteld.
3.2
De vrouw voert verweer en verzoekt tevens om haar toestemming te verlenen om kosteloos te mogen procederen.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het verzoek is onder meer gebaseerd op artikel 1:401 van het burgerlijk Wetboek van Aruba (BW). Ingevolge die bepaling kan een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud, bij latere uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, indien zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen of indien zij van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord, doordat bij die uitspraak van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Ingevolge artikel 1:160 BW eindigt een verplichting van een gewezen echtgenoot om uit hoofde van echtscheiding levensonderhoud te verschaffen aan de wederpartij, wanneer deze opnieuw in het huwelijk treedt, dan wel is gaan samenleven met een ander, als waren zij gehuwd.
4.2
De man voert aan dat er sprake is van wijzigingen van omstandigheden. De vrouw verwerft thans inkomsten uit arbeid en woont samen als ware gehuwd met een andere man, waardoor de verplichting tot het verschaffen van levensonderhoud van rechtswege eindigt. Voorts heeft de man aangevoerd dat zijn draagkracht is verminderd sedert de datum van bovengenoemde beschikking en dat hij bovendien de meeste kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige draagt.
4.3
De vrouw heeft gemotiveerd verweer gevoerd en heeft verzocht om het verzoek van de man af te wijzen. Volgens de vrouw is er geen sprake van wijziging van omstandigheden. De vrouw ontkent dat zij samenwoont met een ander. Tevens stelt de vrouw dat de man weldegelijk de verdiencapaciteit heeft om het bedrag van Afl. 300,- per maand aan kinderalimentatie te voldoen.
4.4
Volgens vaste rechtspraak is voor de vaststelling dat een gescheiden echtgenoot samenleeft met een ander als waren zij gehuwd, als bedoeld in art. 1:160, vereist dat het moet gaan om een tot volledige lotsverbondenheid leidende levensgemeenschap, welke het kenmerk is van een normale huwelijksverhouding. Hiertoe is vereist dat is voldaan aan alle volgende criteria: een affectieve relatie die duurzaam dient te zijn, samenwoning, het voeren van een gemeenschappelijke huishouding en het elkaar wederzijds verzorgen.
Het gerecht is van oordeel dat de man onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er tussen de vrouw en een ander hiervan sprake is. Een enkele verklaring van een buurman die aangeeft dat hij heeft gezien dat de vrouw samenwoont met [naam] sinds 2016 is hiertoe niet voldoende. Ook het facebookbericht onderbouwt zijn stelling niet. Het verzoek zal worden afgewezen.
4.5
Ten aanzien van de wijziging van het bedrag aan kinderalimentatie overweegt het gerecht dat de laatste alimentatiebeschikking van 11 januari 2016 is, en deze nog zeer recent is. De man heeft geen recente, met stukken onderbouwde, financiële gegevens omtrent zijn inkomsten overgelegd. Het had op de weg van de man gelegen om zijn verzoekschrift te onderbouwen. Ook bij oproepbrief van 30 maart 2017 is aan de man verzocht om zijn behoefte, inkomsten en uitgaven, onderbouwd met bewijsstukken over te leggen. De man heeft nagelaten om hieraan gevolg te geven. Het verzoek dient te worden afgewezen.
4.6
Gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen van 2 juni 2017 zal aan de vrouw toestemming worden verleend om kosteloos te procederen.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
verleent de vrouw toestemming om in deze zaak kosteloos te procederen,
wijst het verzoek af,
compenseert de proceskosten aldus dat ieder der partij de eigen proceskosten draagt.
Aldus gegeven door mr. P.A.H. Lemaire, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van dinsdag 28 augustus 2017 in aanwezigheid van de griffier.