ECLI:NL:OGEAA:2017:688

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 augustus 2017
Publicatiedatum
6 september 2017
Zaaknummer
A.R. 1598 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiel recht, bewijswaardering en schadevergoeding na ongeval met meervoudige causaliteit

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een geschil tussen een eiser uit Servië en een gedaagde uit Aruba naar aanleiding van een verkeersongeval. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.C. Samuels, vordert schadevergoeding van de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.G.A. Baiz. De procedure omvat onder andere een tussenvonnis van 14 december 2016 en een getuigenverhoor op 7 april 2017. Het gerecht heeft vastgesteld dat de gedaagde erin is geslaagd te bewijzen dat de eiser geen licht voerde kort voor het ongeval, wat heeft geleid tot een oordeel dat de eiser twee derde eigen schuld heeft aan het ongeval. De eiser vordert in totaal Afl. 28.520,74 aan medische kosten, maar de gedaagde betwist de volledige aansprakelijkheid en wijst op een mogelijke medische fout bij de behandeling van de eiser na het ongeval. Het gerecht oordeelt dat de gedaagde ook aansprakelijk is voor de schade die voortvloeit uit de medische fout, omdat deze niet in een zodanig ver verwijderd verband staat tot het ongeval dat de causale keten doorbroken wordt. De hoogte van de schade wordt vastgesteld op Afl. 50.595,74, waarvan de gedaagde Afl. 33.730,49 moet betalen aan de eiser, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten worden gecompenseerd, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad. De uitspraak vond plaats op 30 augustus 2017.

Uitspraak

Vonnis van 30 augustus 2017
Behorend bij A.R. 1598 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
Eiser,
te Smederevo, Servië,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. R.C. Samuels,
tegen:
Gedaagde,
te Aruba,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. M.G.A. Baiz.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 december 2016;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 7 april 2017;
- de conclusie na getuigenverhoor van [gedaagde];
- de conclusie na getuigenverhoor van [eiser].
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Bij tussenvonnis heeft het gerecht [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat [eiser] geen licht voerde kort voor het ongeval.
2.2
Naar oordeel van het gerecht is [gedaagde] daarin geslaagd. Het gerecht heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van het geheugen van de getuige en de integriteit van diens verklaring. Dat de getuige broer van [gedaagde] is betekent niet dat aan zijn verklaring daarom minder waarde moet worden gehecht. De verklaring is consistent met het betoog van [gedaagde] zelf. Door [eiser] is bovendien afgezien van contra-enquête.
2.3
Het gerecht is van oordeel dat [eiser] twee/derde eigen schuld heeft aan het ongeval omdat hij niet beschikte over een geldig rijbewijs en geen licht voerde kort voor het ongeval. Dat de motorfiets mogelijk niet gekeurd zou zijn voert [gedaagde] pas bij dupliek en daarmee in een te laat stadium van het geding aan.
2.4
Daarmee komt de hoogte van de schade aan de orde.
2.5
Door [eiser] is niet voldoende gemotiveerd gesteld waarom hij behoefte heeft aan een provisioneel vonnis strekkend tot toewijzing van schadevergoeding bij wijze van voorschot. Uit de conclusie van repliek volgt overigens dat [eiser] zijn vordering ook als vordering in de bodemzaak aanhangig wil maken.
2.6 [
[eiser], die in verband daarmee niet verzekerd was, vordert Afl. 28.520,74 met betrekking tot medische kosten. [gedaagde] ontkent voor het volledige bedrag aansprakelijk te zijn en wijst er in dat verband op dat bij de operatie een onderdeel van de gebruikte pin afbrak waardoor deze niet goed gefixeerd kon worden en later moest worden vervangen. Daarmee doet [gedaagde] kennelijk een beroep op meervoudige causaliteit, meer in het bijzonder samenlopende schadeveroorzaking, te weten: het verkeersongeval en een (gestelde) medische fout bij het herstellen van door [gedaagde] veroorzaakte schade. In een dergelijk geval brengt de (gestelde) medische fout, gegeven de aard van de schade (medische kosten, inkomstenverlies en immateriële schade) en de onrechtmatige daad (verkeersfout), evenwel niet mee dat [gedaagde] niet voor de gehele schade (deels mogelijk hoofdelijk voor zover de schade door de medische fout zou kunnen betreffen) aansprakelijk is [1] . De onrechtmatige daad van [gedaagde] weggedacht zou de door de gestelde medische fout veroorzaakte schade zich immers niet hebben kunnen voordoen. De (veronderstelde) medische fout staat niet in een zodanig ver verwijderd verband tot het ongeval dat het de causale keten (geheel of gedeeltelijk) doorbreekt, althans door [gedaagde] is onvoldoende gesteld om tot die conclusie te komen.
2.7
De hoogte van de schade is voor het overige niet gemotiveerd bestreden zodat geconcludeerd kan worden dat [eiser] ter zake tot Afl. 28.520,74 schade heeft geleden.
2.8
Aangaande de motorfiets geldt dat de schriftelijke verklaring van dhr. [naam X] dat de motorfiets voor Afl. 2.000, aan [eiser] werd verkocht niet is weersproken. Ook is niet weersproken dat de motorfiets na het ongeval geen waarde meer had. Ten slotte is de overgelegde factuur van de roadservice van Afl. 75, niet gemotiveerd weersproken. De schade wordt begroot op Afl. 2.075,.
2.9 [
[eiser] vordert € 15.000, schadevergoeding in verband met inkomsterving. Ter onderbouwing daarvan stelt [eiser] slechts dat hij in Servië marketing medewerker was en bruto € 2.500, per maand verdiende. [eiser] legt een akte over waaruit van zijn inkomen moet blijken. Op het eerste gezicht betreft het een salarisstrook. Door [eiser] is echter niet duidelijk gemaakt waarom hij maar een enkele salarisstrook kan overleggen, waarom op (de vertaling van) die salarisstrook staat “final payment for November” staat en waarom [eiser] geen aanspraak op doorbetaling van (een deel van) het salaris wegens ziekte kan maken en of in Servië recht op enige inkomsten vervangende uitkering bestaat bij ziekte. De schade is onvoldoende gemotiveerd gesteld zodat dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
2.1
Voor wat betreft de kosten van de gemiste reis naar Curaçao heeft [gedaagde] deze niet gemotiveerd bestreden zodat vergoeding daarvan voor toewijzing in aanmerking komt.
2.11
Aangaande de immateriële schade is voldoende aangetoond en onvoldoende weersproken dat [eiser] pijn heeft geleden en ongemak door het ongeval en de gevolgen daarvan. [eiser] heeft meerdere botbreuken gehad. De arts schat de herstelperiode op (tot) 10 maanden. Eind 2015 ondervond [eiser] nog hinder van het ongeval. Voldoende onderbouwd is dat hij blijvende gevolgen daarvan zal ondervinden. [eiser] is drie maal geopereerd. Het gerecht begroot de immateriële schade op Afl. 20.000,.
2.12
Alles bijeengenomen zal [gedaagde] worden veroordeeld om een schadevergoeding van Afl. 50.595,74 x 2/3 = Afl. 33.730,49.
2.13
De gevorderde verklaring voor recht komt niet voor toewijzing in aanmerking. Onvoldoende duidelijk is welk belang [eiser] bij toewijzing daarvan heeft nu niet voldoende duidelijk is dat [eiser] nog andere schade heeft geleden die [gedaagde] zal moeten vergoeden.
2.14
Nu beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd zoals hieronder aangegeven.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van Afl. 33.730,49, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 december 2014, steeds over het saldo van de dan openstaande hoofdsom tot de dag waarop volledig zal zijn betaald;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 30 augustus 2017 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.vgl. Hof Leeuwarden, 8 augustus 2001, NJ 2002, 209.