ECLI:NL:OGEAA:2017:695

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 september 2017
Publicatiedatum
11 september 2017
Zaaknummer
A.R. no. 2773 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap in een echtscheidingsprocedure met betrekking tot onroerend goed in Colombia

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, betreft het een geschil tussen eiseres en gedaagde over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap na hun echtscheiding. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. E.M.J. Cafarzuza, en gedaagde, vertegenwoordigd door mr. E.E. Rosenstand, hebben beiden getuigen gehoord in het kader van hun bewijsvoering. Gedaagde heeft een echtscheidingsconvenant overgelegd waaruit blijkt dat er een perceel in Cali, Colombia, in de gemeenschap valt. Eiseres betwist de eigendom van dit perceel en stelt dat gedaagde niet in zijn bewijsopdracht is geslaagd.

Het gerecht heeft vastgesteld dat gedaagde voldoende bewijs heeft geleverd, waaronder het convenant en verklaringen van getuigen, die de stelling van gedaagde ondersteunen. Eiseres heeft geen overtuigend bewijs geleverd dat het perceel in Colombia van haar dochter is. Het gerecht oordeelt dat het convenant, hoewel niet door eiseres ondertekend, op basis van informatie van eiseres is opgesteld door haar voormalige advocaat, mr. M. Ecury, die zich op haar verschoningsrecht beroept.

De rechter heeft de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld, waarbij het woonhuis in Aruba aan gedaagde wordt toebedeeld en het perceel in Colombia aan eiseres. Gedaagde moet aan eiseres een bedrag betalen ter compensatie van de overbedeling. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 6 september 2017.

Uitspraak

Vonnis van 6 september 2017
behorend bij A.R. no. 2773 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te Aruba,
eiseres,
gemachtigde mr E.M.J. Cafarzuza,
tegen
[Gedaagde],
wonende te Aruba,
gedaagde,
gemachtigde mr E.E. Rosenstand.

1.DE VERDERE PROCEDURE

Ingevolge het tussenvonnis van 19 oktober 2016 zijn door [gedaagde] twee getuigen opgeroepen die ten overstaan van het gerecht zijn gehoord. Een derde door [gedaagde] voorgedragen getuige mr M. Ecury is niet opgeroepen, omdat zij op voorhand liet weten zich als advocaat op haar verschoningsrecht te zullen beroepen. [eiseres] heeft één getuige doen horen.
Partijen hebben beiden een conclusie na enquête genomen en [eiseres] nog een antwoord-conclusie na enquête.
Het vonnis is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1 [
gedaagde] heeft bij conclusie na enquête gesteld dat hij is geslaagd in zijn bewijsopdracht. Hij heeft in het geding gebracht een kopie van een echtscheidingsconvenant, opgemaakt door de advocate mr Ecury, waarin naar een huis in Colombia wordt verwezen. Zij was destijds de advocaat van [eiseres], zo verklaarde ook de getuige [getuige A], en moet dat document overeenkomstig informatie van [eiseres] hebben opgemaakt. De getuige [getuige B]] heeft verklaard dat [eiseres] tegen haar heeft verklaard dat zij een woonhuis in Colombia had. De getuige [getuige C] heeft verklaard dat het huis in Colombia van [eiseres]’s dochter is. Deze getuige heeft dat van horen zeggen, te weten van de familie van [eiseres]. Voorts verklaart deze getuige dat advocaat Ecury zich de kwestie niet zou herinneren, wat volgens [gedaagde] niet juist is. De advocaat herinnert zich de kwestie wel en beroept zich daarom op haar verschoningsrecht. Aan de verklaring van deze getuige dient volgens [gedaagde] dus geen geloof te worden gehecht. Er zijn derhalve twee bewijsmiddelen, het convenant en de verklaring van getuige [getuige B], die de stelling van [gedaagde] over het bestaan van een huis van [eiseres] in Colombia bevestigen. Daar komt bij dat [eiseres] heeft verzuimd met bewijzen te komen dat de woning in kwestie inderdaad van haar dochter is. Zij heeft echter niets ter zake ingebracht, hetgeen volgens [gedaagde] bevestigt dat het woonhuis van haar is.
2.2 [
eiseres] heeft aangevoerd dat [gedaagde] niet in het bewijs is geslaagd. De twee van zijn kant gehoorde getuigen zijn familie van [gedaagde] en ook deze getuigen verklaren niet uit eigen wetenschap over de eigendom van de woning. De advocaat Ecury heeft [eiseres] enkel bijgestaan in de echtscheidingsprocedure en niet bij de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. [eiseres] heeft het door [gedaagde] in het geding gebrachte convenant nooit gezien. Zij acht het onbegrijpelijk hoe [gedaagde] in het bezit hiervan is gekomen. Zij beheerst het Nederlands niet en heeft daarover nooit informatie aan haar toenmalige advocaat verstrekt.
2.3
Het gerecht oordeelt als volgt. [gedaagde] heeft overgelegd een kopie van een convenant dat is afgedrukt op papier van advocatenkantoor Ecury. Het document is alleen voorzien van zijn handtekening, niet die van [eiseres]. In de considerans staat vermeld: “dat zij in gemeenschap van goederen met elkaar zijn gehuwd, welke gemeenschap mede omvat [...] een perceel in Cali, Colombia.”. In artikel 1.2 staat vermeld: “Een perceel eigendom met daarop gebouwd een woning in Cali Colombia.”.
2.4
Door [eiseres] wordt niet betwist dat mr Ecury op enig moment haar advocaat is geweest. Mr Ecury heeft aan het gerecht laten weten dat zij zich in deze kwestie als getuige ‘verschoont’ omdat zij inderdaad als advocaat van een der partijen was opgetreden. Het convenant vermeldt als datum “.. mei 2013”, dat wil zeggen kort volgend op de echtscheidingsbeschikking d.d. 28 januari 2013. [eiseres] betwist niet de echtheid van het document. Dat zij het zelf nooit zou hebben gezien, impliceert nog niet dat het document niet door de advocaat is opgesteld. Het gerecht houdt het daarom erop dat het document inderdaad door de advocaat is opgesteld op basis van informatie verkregen van [eiseres]. Nu ook getuige F. [gedaagde] van [eiseres] heeft gehoord dat zij een huis in Colombia heeft, acht het gerecht [gedaagde] geslaagd in het bewijs. De op verzoek van [eiseres] gehoorde getuige [getuige C] heeft verklaard op basis van bronnen uit de tweede hand. Het stellen van hogere eisen aan het door [gedaagde] te leveren bewijs acht het gerecht niet redelijk nu [gedaagde] uit de aard der zaak niet gemakkelijk aan bewijsstukken en informatie kan komen omdat [eiseres] als belanghebbende partij niet genegen is deze te verstrekken.
2.5
Het voorgaande leidt ertoe dat dit vermogensbestanddeel in de verdeling zal worden betrokken. Het gerecht zal bij gebreke aan andere informatie uitgaan van de door [gedaagde] aangegeven waarde ad US$ 20.000,--. Voor verrekening komt in aanmerking 50% daarvan = US$ 10.000 = Afl. 17.800,--.
2.6
Onder verwijzing naar het tussenvonnis van 19 oktober 2016 komt het hof tot de volgende verdeling.
- Het woonhuis [adres] wordt toebedeeld aan [gedaagde], evenals de daaraan verbonden hypothecaire schuld;
- De woning in Cali, Colombia, adres onbekend, wordt toebedeeld aan [eiseres];
- De inboedel wordt aldus verdeeld dat ieder der partijen toebedeeld krijgt hetgeen hij of zij reeds onder zicht heeft.
2.7 [
gedaagde] dient wegens overbedeling aan [eiseres] te betalen (zie ook overweging 4.6 uit het tussenvonnis van 19 oktober 2016):
Afl. 62.612,92, te verminderen met Afl. 24.277,50 en Afl 745,02 en met Afl. 17.800,-- =
Afl. 19.790,40.
2.8
De proceskosten zullen worden gecompenseerd.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
Stelt de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap vast overeenkomstig rechtsoverweging 2.6;
Veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen Afl. 19.790,40;
Bepaalt dat indien een partij weigert mee te werken aan de levering van een onroerende zaak dit vonnis in de plaats treedt van de voor levering en inschrijving benodigde akte;
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Compenseert de proceskosten zo dat iedere partij de eigen kosten draagt;
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.H. Lemaire, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 6 september 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.