ECLI:NL:OGEAA:2017:713

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 september 2017
Publicatiedatum
14 september 2017
Zaaknummer
A.R 417 van 2016/AUA201600864
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen door een accountants- en belastingadvieskantoor

In deze zaak vordert de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Shera Accounting & Tax Consultants V.B.A. (hierna: Satc) betaling van openstaande facturen door de naamloze vennootschap Longlife Carpenter & Furniture N.V. (hierna: Longlife). De vordering betreft een totaalbedrag van Afl. 36.738,--, vermeerderd met incassokosten en wettelijke rente, voortvloeiend uit een overeenkomst van opdracht voor administratieve en belastingadviesdiensten. De procedure startte met een inleidend verzoekschrift op 2 maart 2016, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De feiten tonen aan dat Longlife ondanks herhaaldelijke aanmaningen van Satc niet heeft betaald voor de geleverde diensten, die onder andere betrekking hebben op de boekhouding en het indienen van belastingbezwaarschriften voor de jaren 2009 tot en met 2013.

De rechter heeft de vordering van Satc beoordeeld en geconcludeerd dat de vordering niet voldoende onderbouwd is. Er zijn administratieve discrepanties en onduidelijkheden over de openstaande bedragen. Longlife heeft verweer gevoerd en gesteld dat de vorderingen verjaard zijn. De rechter oordeelt dat de vordering niet geheel duidelijk is en dat Satc niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de hoogte van de vordering. Uiteindelijk wijst de rechter de vordering van Satc af en veroordeelt Satc in de proceskosten van Longlife, die zijn begroot op Afl. 2.500,--.

Uitspraak

Vonnis van 13 september 2017
Behorend bij A.R 417 van 2016/AUA201600864
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SHERA ACCOUNTING & TAX CONSULTANTS V.B.A.,
h.o.d.n. SHERA ACCOUNTING & TAX CONSULTANTS
te Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: Satc,
gemachtigde: de advocaat mr. A.F.J. Caster,
tegen:
de naamloze vennootschap,
LONGLIFE CARPENTER & FURNITURE N.V.,
te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: Longlife,
gemachtigde: mr. D.G. Illes.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift dat op 2 maart 2016 op de griffie is ingediend;
- de conclusie van antwoord, genomen op de rolzitting van 31 augustus 2016;
- de conclusie van repliek, genomen op de rolzitting van 16 november 2016,
- de conclusie van dupliek, genomen op de rolzitting van 8 maart 2017,
- de akte uitlating producties zijdens Satc, genomen op de rolzitting van 10 mei 2017.
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Satc is een accountants-, administratie- en belastingadvieskantoor. Satc verleent adviezen op onder meer financieel, bedrijfseconomisch en fiscaal gebied.
2.2
Op 3 november 2014 heeft de raadsman van Satc een aanmaningsbrief aan Longlife gericht. In de aanmaningsbrief staat – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“ Aruba, 3 november 2014
Long Life Carpenter & Furniture N.V.
[naam X]
[adres]
Oranjestad West
Aruba
(…)
U hebt cliënte heeft ondanks de herhaaldelijke aanmaningen niet betaald. In december 2009 heeft u voor de laatste maal fl. 3.117,00 betaald op de rekening van het boekjaar 2009 waardoor met betrekking tot 2009 een bedrag van fl. 6.462,00 nog steeds niet is voldaan.
De boekhoudkundige werkzaamheden voor het belastingjaar 2009 ten bedrage van fl. 9.439,00 inclusief fl. 139,00 aan BBO zijn door uw bedrijf onbetaald gelaten.
Voorts zijn door u onbetaald gelaten de verschuldigde bedragen van 2010, fl. 9.440,00 en 2011 zijnde fl. 7.064,00 zijnde 80 % van de overeengekomen boekhoudkundige werkzaamheden.
Voorts heeft cliënte voor u een tweetal bezwaren ingediend met betrekking tot loonbelastingen AOV en AZV inzake de belastingjaren 2012 – fl. 1.250,00- en 2013 – fl. 125,00-. Voor laatst aangehaalde werkzaamheden brengt cliënte u fl. 1.375,00 in rekening.
In totaal is uw bedrijf opeisbaar aan cliënte verschuldigd het bedrag groot fl. 33.780,00.
Nu u ondanks de herhaaldelijke aanmaningen weigerachtig blijft de aan cliënte verschuldigde som te voldoen ziet cliënte zich genoodzaakt (….)
Op grond van het vorenstaande verzoek ik en voor zover nodig sommeer ik u wederom het totaal bedrag ad Afl. 33.780,00 binnen10 dagenna dagtekening dezes, zijnde uiterlijk 14 november 2014 te mijner kantore te betalen.
(….)
Tevens wordt u naast de incassokosten ad 15 % van de hoofdsom zijnde fl. 5.067 tevens de wettelijke rente aangezegd, ingaande eerst aangehaalde datum. Zekerheidshalve wordt u reeds thans voor alsdan in gebreke gesteld. (…)
(…)”
2.3
Longlife heeft niet betaald.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Satc vordert dat het gerecht bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Longlife veroordeelt om aan Satc, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te voldoen het bedrag van Afl. 36.738,--, vermeerderd met de incassokosten ad Afl. 5.459,70 en de wettelijke rente vanaf 3 november 2014, met veroordeling van Longlife in de kosten en nakosten van dit geding.
3.2
Satc legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Tussen partijen bestaat een overeenkomst van opdracht waarbij Satc zich jegens Longlife verplicht heeft om werkzaamheden te verrichten. Als tegenprestatie zijn partijen een vast maandtarief van Afl. 775,-- overeengekomen. Satc heeft de administratie van Longlife op orde gebracht en jaarverslagen/-rekeningen opgemaakt over de jaren 2006, 2007, 2008, 2009, 2010 en 2011 (grotendeels). De werkzaamheden zijn gefactureerd op 22 april 2009 (voor 2007 ad Afl. 9.579,), 21 december 2009 (voor 2008 ad Afl. 9.579,), 23 augustus 2011 (voor 2009 ad Afl. 9.439,), 7 oktober 2011 (voor 2010 ad Afl. 9.440,) steeds met vermelding:
yearreport, 23 september 2014 (voor Afl. 7.064,) met vermelding:
administration 2011, 23 september 2014 (voor Afl. 1.375, in verband met het indienen van een bezwaarschrift belasting en premies 2012 en 2013).
3.3
Longlife voert verweer met vordering tot veroordeling van Satc in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

De vordering
4.1
De vordering is het gerecht niet geheel duidelijk. De overgelegde facturen sluiten op Afl. 46.476,. Volgens het door Satc zelf overgelegd overzicht bestaat er een administratieve discrepantie tussen de ‘quikbooks’ en de ‘staat voor de bank in 2011’. Volgens het overgelegde overzicht zou in hoofdsom Afl. 36.398, openstaan in verband met diverse betalingen, een correctie en de verwerking van een ‘barterdeal’. Pagina 2 van dat overzicht vermeldt een bedrag van Afl. 37.341, als openstaand. Volgens het verzoekschrift onder 4 staat een hoofdsom open van Afl. 37.538,. Onder 5 van het verzoekschrift wordt melding gemaakt van een factuur ter hoogte van Afl. 8.439, maar de ter onderbouwing van dat deel van de vordering overgelegde factuur sluit op Afl. 7.064,. Het ook genoemde bedrag van Afl. 1.375, klopt wel met de overgelegde productie. Ten slotte wordt in het petitum betaling van weer een andere hoofdsom gevorderd, namelijk Afl. 36.738, in hoofdsom. Voor het administratie en belastingadvieskantoor dat Satc exploiteert maakt dat een wat zwakke indruk. Een overzichtelijke en deugdelijke opbouw van de vordering, welke facturen stonden open, welke betaling (al dan niet in verband met een correctie door creditfactuur of verwerking van de ‘barterdeal) is op welke factuur al dan niet geheel afgeboekt, is evenwel van groot belang voor het beoordelen van het door Longlife gevoerde verjaringsverweer. Bij twijfel zal het gerecht daarom uitgaan van de voor Satc minst gunstige becijfering.
De verjaring
4.2
In verband met dit verweer wijst Longlife erop dat alle overgelegde facturen, waarvan zij de ontvangst overigens betwist, zijn verjaard.
4.3
Dat verweer gaat evenwel niet op met betrekking tot de vorderingen van na 3 november 2009, vijf jaar voorafgaande aan de datum van de ingebrekestelling door de raadsman van Satc. Niet betwist is dat de raadsman van Satc deze brief aangetekend heeft verstuurd. Uit de door Satc in het geding gebrachte brief blijkt dat deze verzonden is naar Longlife aan het adres [adres]. Dit adres is hetzelfde adres dat vermeld staat op het overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel en Nijverheid van Aruba. Het gerecht is op grond hiervan van oordeel dat Satc redelijkerwijs mocht aannemen dat Longlife aan het adres [adres] bereikbaar was en dat zij aldaar de aanmaningsbrief heeft kunnen ontvangen. Dat Longlife gevestigd zou zijn te [adres x], zoals zij heeft aangevoerd, is verder uit de stukken niet gebleken. Sterker nog, Longlife heeft bij conclusie van dupliek een brief van 7 maart 2017 in het geding gebracht, afkomstig van het administratiekantoor Top Administration Group. Op de brief is te lezen dat deze gericht is aan Longlife Carpenter & Furniture N.V., aan het adres [adres]. Door Longlife wordt in dat licht niet voldoende gemotiveerd betoogd dat zij een kennisgeving van de poging tot bezorging en de mededeling dat de brief op het postkantoor kan worden opgehaald niet heeft ontvangen. Dat zij die brief niet heeft opgehaald komt voor risico van Longlife.Het gerecht is op grond van het voorgaande van oordeel dat de aanmaningsbrief Longlife heeft bereikt althans dat zij daarvan kennis had kunnen nemen. Het enkel stellen dat zij de brief niet heeft ontvangen, is niet voldoende om het gerecht tot een ander oordeel te laten komen
.Dat Longlife de aan de ingebrekestelling ten grondslag liggende facturen niet zou hebben ontvangen doet – als het overeengekomen werk is uitgevoerd – aan de betalingsverplichting of aan de stuitende werking van de ingebrekestelling niet af.
4.4
Het gaat achtereenvolgens om:
23 augustus 2011 ad Afl. 9.439, (m.b.t. jaarverslag 2009),
7 oktober 2011 ad Afl. 9.440, (m.b.t. jaarverslag 2010),
23 september 2014 ad Afl. 7.064, (m.b.t. administratie 2011),
23 september 2014 ad Afl. 1.375, (m.b.t. bezwaarschriften belasting en premies 2012 en 2013).
Met betrekking tot 21 december 2009 ad Afl. 9.579, (m.b.t. jaarverslag 2008),kan enige twijfel bestaan omdat niet steeds de factuurdatum doorslaggevend is maar de vraag wanneer de vordering opeisbaar is geworden. Nu Longlife, op wie de stelplicht rust aangaande de feiten die moeten leiden tot het rechtsgevolg van verjaring, niet heeft gesteld wanneer dat het geval is geweest gaat het gerecht uit van de factuurdatum; deze vordering is dus niet verjaard.
Inhoudelijk
4.5
Longlife erkent dat Satc in haar opdracht werkzaamheden heeft verricht en zij Satc heeft verzocht de boekhouding te verzorgen over de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010 tegen betaling van een ‘fixed fee’ per ‘boekverslag’. Volgens Longlife bedroeg de afgesproken som Afl. 3.000, . Vanaf 2011 verzorgde een ander administratiekantoor de boekhouding, aldus Longlife. Longlife ontkent verder opdracht te hebben gegeven om bezwaarschriften in te dienen met betrekking tot belasting en premies over 2012 en 2013.
4.6
Klaarblijkelijk erkent Satc in ieder geval dat Longlife de opdracht om de administratie over 2011 te doen heeft opgezegd; zij rekent immers 80% van de volgens haar overeengekomen som. Waarom Longlife dat bedrag verschuldigd is wordt door Satc, op wie in dit verband de stelplicht rust, niet duidelijk gemaakt. De enkele omstandigheid dat 80% van de administratie zou zijn gedaan rechtvaardigt nog niet zonder meer dat dus ook 80% van het (volgens Satc overeengekomen) honorarium verschuldigd is. De vordering is in dit opzicht dus onvoldoende toegelicht en onderbouwd.
4.7
Met betrekking tot de overeengekomen prijs geldt dat op Satc de last rust te bewijzen dat partijen de voor de jaren 2008, 2009 en 2010 gestelde prijs zijn overeengekomen. Dat Satc dat niet schriftelijk heeft vastgelegd is, zeker voor een administratie en boekhoudkantoor, wellicht onverstandig maar niet fataal voor het vorderingsrecht. Van de kant van Satc ontbreekt evenwel een voldoende concreet getuigenbewijsaanbod. Dat Satc voor haar werk normaal een tarief van Afl. 775, in rekening brengt betekent niet dat ook in dit geval dat is overeengekomen. Dat Longlife niet zou hebben geprotesteerd tegen het opnemen van de schuld aan Satc in de jaarrekening 2010 brengt niet mee dat zij die heeft erkend. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat de directeur van Longlife de fiscale aangifte heeft ondertekend die is opgesteld op basis van dat document. Daaruit valt geen duidelijke en onvoorwaardelijke erkenning te destilleren. Dat wordt niet anders doordat Longlife een schuldenoverzicht met de vordering van Satc zou hebben gebruikt om financiering van de bank te krijgen.
4.8
Het gerecht gaat daarom uit van een overeengekomen bedrag van Afl. 3.000, per jaar, dus 3 x Afl. 3.000, = Afl. 9.000,. Daarop strekken door Satc niet geheel duidelijk toegelichte betalingen in 2007 (Afl. 4.909,) in mindering. Bovendien moet het verschuldigde bedrag worden verminderd met de waarde van de ‘barterdeal’. Volgens Satc bedraagt die Afl. 4.670,. Volgens Longlife moet dat meer zijn. Longlife, op wie in verband met deze wijze van betaling de stelplicht rust, geeft evenwel niet aan wat het bedrag dan moet zijn noch waarom. Dat de ‘waarde’ van de werkzaamheden Afl. 5.000, zou hebben bedragen zoals Longlife stelt, brengt niet automatisch mee, dat partijen dat bedrag zijn overeengekomen. De stelling dat via de ‘barterdeal’ door Longlife meer betaald werd is daarom onvoldoende toegelicht. Het gerecht zal rekening houden met een bedrag van Afl. 4.670,.
4.9
Het gaat dus om een bedrag van Afl. 9.000, -/- 9.579 = - 579,.
4.1
Verder vordert Satc nog betaling in verband met het indienen van fiscale bezwaarschriften. Volgens het inleidend verzoekschrift gaat het om bedragen van Afl. 8.439, en Afl. 1.375,. Het eerste bedrag komt niet voor op de ter onderbouwing overgelegde factuur (productie 7a) terwijl die factuur ook niet lijkt te zien op het indienen van een bezwaarschrift maar op het (deels) verwerken van de administratie van 2011. Dit deel van de vordering wordt daarom als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
4.11
Met betrekking tot het bedrag van Afl. 1.375, wordt door Longlife ontkend tot het indienen van een bezwaarschrift tegen belasting en premieheffing 2012/2013 opdracht te hebben gegeven. Met betrekking tot deze opdracht ontbreekt een voldoende specifiek en relevant getuigenbewijsaanbod. Dit deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
4.12
Resumerend dient de vordering geheel te worden afgewezen.
4.13
Als de in het ongelijk te stellen partij zal Satc de proceskosten van Longlife moeten vergoeden.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt Satc in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Longlife worden begroot op Afl. 2.500, aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen, rechter, ter openbare terechtzitting van woensdag 13 september 2017 in aanwezigheid van de griffier.