Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE VASTSTAANDE FEITEN
3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
yearreport, 23 september 2014 (voor Afl. 7.064,) met vermelding:
administration 2011, 23 september 2014 (voor Afl. 1.375, in verband met het indienen van een bezwaarschrift belasting en premies 2012 en 2013).
4.DE BEOORDELING
De verjaring
.Dat Longlife de aan de ingebrekestelling ten grondslag liggende facturen niet zou hebben ontvangen doet – als het overeengekomen werk is uitgevoerd – aan de betalingsverplichting of aan de stuitende werking van de ingebrekestelling niet af.
23 augustus 2011 ad Afl. 9.439, (m.b.t. jaarverslag 2009),
7 oktober 2011 ad Afl. 9.440, (m.b.t. jaarverslag 2010),
23 september 2014 ad Afl. 7.064, (m.b.t. administratie 2011),
23 september 2014 ad Afl. 1.375, (m.b.t. bezwaarschriften belasting en premies 2012 en 2013).
Met betrekking tot 21 december 2009 ad Afl. 9.579, (m.b.t. jaarverslag 2008),kan enige twijfel bestaan omdat niet steeds de factuurdatum doorslaggevend is maar de vraag wanneer de vordering opeisbaar is geworden. Nu Longlife, op wie de stelplicht rust aangaande de feiten die moeten leiden tot het rechtsgevolg van verjaring, niet heeft gesteld wanneer dat het geval is geweest gaat het gerecht uit van de factuurdatum; deze vordering is dus niet verjaard.
Inhoudelijk