ECLI:NL:OGEAA:2017:714

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 september 2017
Publicatiedatum
14 september 2017
Zaaknummer
B.B. 1681 van 2016/AUA201601441
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake huurovereenkomst en betalingsverplichtingen

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde eiser E* van gedaagde G* betaling van een bedrag van Afl. 2.166, als gevolg van niet-nakoming van betalingsverplichtingen uit een huurovereenkomst. De huurovereenkomst was gesloten voor een bepaalde duur van 12 maanden en eindigde op 31 juli 2016. G* had een borg van Afl. 1.500, betaald en had het appartement ontruimd. E* stelde dat G* de vordering erkend had door middel van een handgeschreven briefje, waarin G* toezegde het bedrag te betalen in januari en februari 2016. G* ontkende niet dat hij het briefje had geschreven, maar voerde verweer aan en vorderde veroordeling van E* in de proceskosten.

De rechter beoordeelde dat het briefje voldoende duidelijk was en dat G* niet gemotiveerd had ontkend dat hij het bedrag schuldig was. G* had geen bewijsaanbod gedaan en zijn verweer werd als onvoldoende toegelicht beschouwd. Wel werd opgemerkt dat G* recht had op verrekening van de borgsom, wat leidde tot een toewijsbaar bedrag van Afl. 666, te vermeerderen met een boeterente van 1,5% per maand. De rechter besloot dat beide partijen deels in het ongelijk waren gesteld, waardoor zij ieder hun eigen proceskosten moesten dragen. Het vonnis werd uitgesproken op 13 september 2017.

Uitspraak

Vonnis van 13 september 2017
Behorend bij B.B. 1681 van 2016/AUA201601441
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[naam eiser],
te Aruba,
hierna ook te noemen: E*,
gemachtigde: de advocaat mr. E.E. Rosenstand,
tegen:
[naam gedaagde],
te Aruba,
hierna ook te noemen: G*,
gemachtigde: de advocaat mr. R. Marchena.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte uitlating producties;
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
G* huurde van E* een appartement. De huurovereenkomst werd gesloten voor een bepaalde duur van 12 maanden en zou eindigen op 31 juli 2016. De huur bedroeg Afl. 1.500, per maand. G* heeft een borg betaald van Afl. 1.500, voor de huur.
2.2
De huur is geëindigd. G* heeft het appartement ontruimd.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
E* vordert – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van G* tot betaling van Afl. 2.166,, te vermeerderen met de contractuele boete gematigd tot 1,5% per maand vanaf 1 februari 2016 en met veroordeling van G* tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
E* grondt de vordering erop dat G* de uit de (beëindiging van de) huurovereenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen niet is nagekomen.
3.3
G* voert hiertegen verweer, met vordering tot veroordeling van E* in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
E* stelt allereerst dat G* de vordering erkend heeft. Dat onderbouwt hij door een handgeschreven briefje.
4.2
G* heeft niet gemotiveerd ontkend het briefje te hebben geschreven en ondertekend. De handtekening komt ook overeen met de handtekening van G* onder de huurovereenkomst.
4.3
Naar oordeel van het gerecht volgt uit de tekst van het briefje voldoende duidelijk dat G* toezegt een bedrag van Afl. 2.166, te zullen betalen in de maanden januari en februari 2016. Dat het briefje niet is voorzien van een goedschrift in de zin van artikel 137 lid 1 Rv doet er niet toe omdat het geheel met de hand is geschreven.
4.4
Nu door G* niet gemotiveerd wordt aangegeven waarom hij het briefje heeft geschreven maar toch geen Afl. 2.166, schuldig is – behoudens het navolgende – zijn verweer onvoldoende toegelicht. G* heeft overigens geen enkel bewijsaanbod gedaan zodat hij ook niet tot het leveren van tegenbewijs hoeft te worden toegelaten.
4.5
Wel heeft G* al bij conclusie van antwoord erop gewezen dat hij Afl. 1.500, borg heeft betaald. E* heeft dat bij repliek niet bestreden. Pas bij akte uitlating producties stelt E* zich op het standpunt dat de borg niet hoeft te worden verrekend met het verschuldigde omdat G* de huur voortijdig heeft beëindigd. Daarmee is E* in dit geding te laat.
4.6
Nu uit het briefje niet blijkt dat bij het bepalen van de hoogte van de schuld rekening is gehouden met de borgsom komt G* een beroep op verrekening toe. Een bedrag van Afl. 666, is toewijsbaar, te vermeerderen met de niet gemotiveerd weersproken (gematigde) boeterente van 1,5% per maand.
4.7
Omdat beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld zullen zij ieder hun eigen kosten moeten dragen.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
veroordeelt G* tot betaling aan E* van een bedrag van Afl. 666,, te vermeerderen met de rente van 1,5% per maand, steeds over het saldo van de dan openstaande hoofdsom vanaf 1 februari 2016 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 13 september 2017 in aanwezigheid van de griffier.