ECLI:NL:OGEAA:2017:717

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 september 2017
Publicatiedatum
14 september 2017
Zaaknummer
K.G. 1566 van 2017 / AUA201701671
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en vordering tot herplaatsing in kort geding

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, heeft eiseres, werkzaam als 'branch representative' bij ISLAND FINANCE N.V., een kort geding aangespannen na haar ontslag op staande voet op 28 maart 2017. Eiseres was sinds 29 maart 2012 in dienst en werd geschorst op 14 maart 2017 in het kader van een intern onderzoek naar procedurele onregelmatigheden. De gedaagde, ISLAND FINANCE N.V., voerde aan dat eiseres zich schuldig had gemaakt aan het verstrekken van leningen aan klanten die niet voldeden aan de vereisten, en dat zij onjuiste informatie had geregistreerd in het administratiesysteem. Eiseres betwistte de beschuldigingen en stelde dat het ontslag nietig was.

De procedure omvatte verschillende ingediende producties en mondelinge behandelingen, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten. Eiseres vorderde onder andere haar herplaatsing in haar functie en betaling van achterstallig salaris. De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagde voldoende bewijs had geleverd dat eiseres zich schuldig had gemaakt aan ernstige schendingen van de procedures, wat een dringende reden voor ontslag opleverde. De rechter verleende eiseres toestemming om kosteloos te procederen, maar wees haar vorderingen af en veroordeelde haar in de proceskosten van gedaagde.

De uitspraak werd gedaan op 13 september 2017 door mr. W.J. Noordhuizen, waarbij de rechter concludeerde dat gedaagde op goede gronden was overgegaan tot ontslag op staande voet. De rechter benadrukte het belang van naleving van procedures binnen de banksector en de gevolgen van de gedragingen van eiseres voor de organisatie.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 13 september 2017
Behorend bij K.G. 1566 van 2017 / AUA201701671
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Eiseres],
te Aruba,
hierna ook te noemen: eiseres,
gemachtigde: de advocaat mr. P.G. Dowers-Alders,
tegen:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: gedaagde,
gemachtigde: de advocaat mr. A.E. Barrios.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 26 juli 2017;
- de producties ingediend zijdens eiseres op 23 augustus 2017;
- de producties ingediend zijdens gedaagde op 23 augustus 2017;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandelingen op 24 augustus 2017 en op 28 augustus 2017, waar de gemachtigden van partijen het woord hebben gevoerd (zijdens gedaagde aan de hand van de overgelegde pleitnotities) met bijbehorende producties en waar zij op elkaars stellingen hebben gereageerd, althans hebben kunnen reageren.
1.2
Aan partijen is medegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Eiseres is op 29 maart 2012 voor onbepaalde tijd in dienst getreden van gedaagde, laatstelijk in de functie van ‘branch representative’.
2.2
Eiseres is hangende een intern onderzoek naar procedurele onregelmatigheden en overtredingen op de werkvloer, op 14 maart 2017 geschorst met behoud van haar salaris.
2.3
Eiseres is op 28 maart 2017 op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief van die datum staat daarover, voor zover nu van belang:
“On February 17, 2017, [klant 1], was granted a loan in the morning. [Klant 1] was seen leaving the branch with a loan check. In the afternoon, [klant 1] was seen visiting our branch once again and later that day the payment of [klant 1] was made in the amount of Afl. 4.230,--, while this was registered in the morning, this payment was only received and transferred to Cashier 00 in the afternoon, after the second visit of [klant 1].
When further investigating this matter, the following was established. [Klant 1] was granted a retention loan on February 17, 2017. This loan was registered under loan number [lening 2]. Our investigation also shows that [klant 1] would have allegedly paid off her (old) loan, loan number [lening 1] on that same day, February 17, 2017, before being granted the retention loan. However, when we spoke with [klant 1] regarding this matter, [klant 1] stated that she visited our Shaba branch to request for a renewal of her loan. She would have informed that she could obtain more money by paying out her loan and opening a new one. According to her, she was granted the new loan, instructed to go the bank, cash out the check and come back to pay off her balance on the previous loan. This is in violoation of our procedures:
-
Incorrect information was registered in our administration when granting said loan:
Loan [lening 1] was registered as being paid off, prior to processing the new loan [lening 2], while at that time no payment had been received for loan [lening 1];
-
The receipt of the amount of Afl. 4.230,--, was registered in our administration, while no payment had been received at that time.
(…)
During our investigation we spoke with several of these customers. At least one other customer gave a similar statement as the one of [klant 1]: he was granted a retention loan before he paid off his previous loan. He was instructed to go to the bank, cash out the check, and then go back to our branch to pay off the balance on the previous loan. You processed the loan and payment of one of these customers, loan number [lening 2 van klant 3].
Our investigation durther shows that on December 29, 2016, you booked a loan for customer [klant 2]. [Klant 2] however was not eligible for a loan, since he defaulted on a previous loan, which loan had tob e written off. Based on our investigation it was established that you entered an incorrect I.D. number fort his client in our system and that you failed to verify this client’s entity by placing a copy of his I.D. in the file. If you had followed the verification process correctly, you should have discovered that the I.D. number provided by the customer was incorrect and that the no loan could be granted tot his customer since he had defaulted on a previous loan.
When heard regarding these irregularities, could not give a valid reason for your actions as mentioned above. According to you, the customer paid off his previous loan, after which he was granted his new loan. This however contradicts the statement issued by the customer in question. You could not give any reason for not requesting copy of a valid I.D. prior to granting thius loan.
Your actions as described above are a serious violation of our procedures. You granted customers retention loans while they did not meet the requirements for such loans by resorting to irregular actions. You registered information in our administration which you knew was incorrect, in order to grant customers loans they did not qualify for, thereby also earning commission over loans which were granted against procedures. You further registered the receipt of money in our administration, while at that time no money had been received. Lastly, you failed to follow our identity verification procedures prior to granting a loan.
The above-mentioned incidents, all individually and jointly, are considered a serious breach of your responsibilities arising from your labor agreement. The above-mentioned incidents, each individually and jointly have caused us to lose all trust in you and – each individually and jointly - are considered an urgent reason for the immediate termination of your labor agreement as per today, March 28, 2017.
2.4
Bij brief van 30 maart 2017 heeft eiseres zich op de nietigheid van het ontslag beroepen.
2.5
Bij brief van 17 juli 2017 heeft eiseres zich nogmaals op de nietigheid van het ontslag beroepen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiseres vordert - samengevat – dat het gerecht bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
Haar toelaat kosteloos te procederen;
Gedaagde veroordeelt tot het feitelijk te werk stellen van eiseres in haar functie van ‘branch representative’ binnen het bedrijf van gedaagde, binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis, zulks onder verbeurte van een dwangsom van Afl. 1.000,-- per dag, indien gedaagde dit niet nakomt;
Gedaagde beveelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres bij wijze van voorschot, het salaris vanaf 28 maart 2017 te betalen, te vermeerderen met de vertragingsrente ex artikel 7A:1614q BW en de wettelijke rente vanaf 17 juli 2017, totdat het dienstverband rechtsgeldig zal zijn beëindigd;
Gedaagde veroordeelt in de kosten van dit geding;
enige andere in goede justitie te bepalen beslissing neemt.
3.2
Eiseres grondt de vordering erop dat het ontslag nietig is.
3.3
Gedaagde voert hiertegen verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde, kosten rechtens.

4.DE BEOORDELING

4.1
Eiseres heeft aan de hand van het in het geding gebrachte bewijs van onvermogen genoegzaam aangetoond dat zij onvermogend is om de kosten van de procedure te dragen, zodat aan haar toestemming om kosteloos te procederen zal worden verleend.
4.2
Het spoedeisend belang van eiseres bij haar vorderingen ligt besloten in de aard van die vorderingen.
4.3
Gedaagde heeft als ontslaggrond aangevoerd dat eiseres in strijd met de procedures van gedaagde geldend voor het Shaba filiaal, een tweede lening aan bestaande klanten heeft verstrekt, terwijl deze klanten nog lopende leningen hadden die niet binnen een normale looptijd van zes maanden zouden worden afgelost en daardoor niet in aanmerking kwamen voor een zogeheten Retention Loan. Om deze procedure te omzeilen heeft eiseres in strijd met de waarheid in het administratiesysteem van gedaagde geregistreerd dat de desbetreffende klanten de lopende leningen volledig met eigen fondsen zouden hebben afgelost, terwijl dat niet het geval was. Klanten werden geïnstrueerd om een deel van de tweede lening te gebruiken om de eerste lening af te betalen. Dit gebeurde door de klanten een cheque mee te gegeven voor een bedrag gelijk aan het saldo van de vorige lening, vermeerdert met het bedrag dat de klant wilde ontvangen met de tweede lening. Deze cheque moesten de klanten bij de bank verzilveren, waarna zij terug moesten keren naar het filiaal te Shaba om het nog openstaande saldo van de eerste lening af te lossen. Het restant van het bedrag mochten de klanten houden. Ook blijkt dat eiseres de procedure met betrekking tot de verificatie van de identiteit van een klant niet heeft gevolgd. Door een verkeerd identiteitsnummer in het systeem te registreren heeft [klant 2] een tweede lening kunnen afsluiten, terwijl zijn eerste lening nog niet was afgelost en hij als wanbetaler te boek stond.
Gedaagde heeft ter onderbouwing van deze stellingen verklaringen van zes klanten in het geding gebracht. In deze verklaringen die telefonisch zijn afgelegd en opgenomen, bevestigen de klanten bovenvermelde gang van zaken met betrekking tot het verkrijgen van een tweede lening. Ook heeft gedaagde een overzicht van de leningen van voornoemde klanten zoals voorkomend in haar administratiesysteem overgelegd, alsmede de ‘loan vouchers’, een uittreksel van het bevolkingsregister van Aruba ten name van [klant 2] waaruit zijn juiste identiteitsnummer blijkt, als ook een verslag van voornoemd onderzoek, ter staving van hun ontslagredenen.
4.4
Eiseres heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan schending van de regels en procedures van gedaagde met betrekking tot het verstrekken van een lening aan klanten. Eiseres heeft toen zij door gedaagde hierover werd gehoord, voor zover het betrekking had op aan haar gemaakte verwijten, verklaard dat de klant zijn vorige lening had afbetaald waarna hij een nieuwe lening kon afsluiten. Met betrekking tot het invoeren van een verkeerd identiteitsnummer in het administratiesysteem, heeft eiseres ter zitting verklaard dat zij in afwachting van het uittreksel van het bevolkingsregister van Aruba ten name van [klant 2], de eindnummers ‘00’ heeft ingevoerd. Haar voormalige collega [naam collega] heeft die zaak verder afgehandeld en de eindcijfers van het identiteitsnummer gewijzigd naar ‘40’.
4.5
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de reden voor ontslag op staande voet wordt gefixeerd door de brief van 28 maart 2017. Het gaat dus in eiseresses geval om het verstrekken van een lening met nummer [lening 2 van klant 3] aan [klant 3]. Verder verwijt gedaagde eiseres dat zij de persoonsgegevens van [klant 2] niet voldoende heeft gecontroleerd waardoor hij ten onrechte een geldbedrag kon lenen.
4.6
De voorzieningenrechter is van oordeel dat gedaagde, aan de hand van de door haar in het geding gebrachte bewijsstukken, in kort geding voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan het meewerken aan het verstrekken van een tweede lening aan [klant 3]. Bovendien heeft eiseres willens en wetens een foutief ID-nummer met betrekking tot [klant 2] in de administratie opgenomen. Niet betwist is dat [klant 2] niet voor een lening in aanmerking zou zijn gekomen omdat hij in gebreke was met de aflossing van een oude lening. Dat werd nu niet opgemerkt omdat het ID-nummer niet klopte. Dat [naam collega] er nadien nog een ander – onjuist – nummer van maakte is niet relevant. Eiseres had het juiste nummer moeten invullen of moeten wachten tot [klant 2] met een uittreksel uit het bevolkingsregister kwam zodat zij zijn ID-nummer kon controleren.
Eiseres is daarmee op ernstige wijze tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen als werknemer van gedaagde. Eiseres heeft meegewerkt aan het verstrekken van een lening aan minimaal twee klanten van gedaagde die daarvoor niet in aanmerking kwamen en heeft bovendien haar werkgeefster het niet onaanzienlijke risico laten lopen dat betrokkene de cheque wel zou verzilveren maar de lopende lening daarmee niet zou aflossen. Voldoende aannemelijk is verder dat eiseres heeft meegewerkt aan het creëren van een papieren werkelijkheid die niet overeenstemde met de feiten. Dat de zijdens gedaagde overgelegde verklaringen niet juist zouden zijn is door eisers niet onderbouwd of anderszins aannemelijk gemaakt.
Voor zover eiseres heeft willen stellen dat haar gedraging is ingegeven door de enorme druk die door gedaagde op de medewerkers wordt gelegd, door te eisen dat iedere medewerker één lening per dag moet afsluiten, doet dat niet af aan het feit dat eiseres gehandeld heeft in strijd met de voorschriften wat een dringende reden voor ontslag oplevert. Als het juist is dat eiseres alleen heeft meegewerkt omdat haar voormalige collega [naam collega] een feitelijk door haar gesloten geldleningsovereenkomst op naam van eiseres heeft doen zetten om eiseres in staat te stellen de target te halen heeft zij ook een valse voorstelling van zaken gegeven aan haar werkgever en daarbij bovendien het risico op de koop toegenomen dat de lening buiten de regels om werd gesloten. Gedaagde heeft als bankinstelling groot belang bij het door haar werknemers nauwgezet volgen van procedureregels en het zorgen voor een betrouwbare administratie.
4.7
Bij de belangenafweging speelt daarenboven nog dat eiseres relatief jong is, zij werd geboren eind 1990, en nog maar kort in dienst van gedaagde was.
4.8
Uit het voorgaande vloeit voort dat het gerecht in kort geding voorshands van oordeel is dat voldoende aannemelijk is geworden dat van gedaagde redelijkerwijze niet gevergd kan worden de dienstbetrekking te laten voortduren en zij op goede gronden is overgegaan tot ontslag op staande voet. De overige argumenten van partijen hoeven niet meer te worden besproken.
4.9
Als de in het ongelijk te stellen partij zal eiseres de proceskosten van gedaagde moeten vergoeden.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
- verleent eiseres toestemming om kosteloos te procederen;
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt eiseres in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van gedaagde worden begroot op Afl. 1.500, aan salaris van de gemachtigde;
- verklaart de veroordeling in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 13 september 2017 in aanwezigheid van de griffier.