ECLI:NL:OGEAA:2017:718

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 september 2017
Publicatiedatum
14 september 2017
Zaaknummer
K.G. 1567 van 2017 / AUA201701672
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en vordering tot herplaatsing in kort geding

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, heeft eiseres, een werknemer van ISLAND FINANCE N.V., een kort geding aangespannen tegen haar werkgever na een ontslag op staande voet. Eiseres was sinds 9 januari 2012 in dienst en was laatstelijk werkzaam als 'branch representative supervisor'. Op 14 maart 2017 werd zij geschorst in het kader van een intern onderzoek naar procedurele onregelmatigheden. Op 28 maart 2017 volgde haar ontslag op staande voet, waarbij de werkgever stelde dat eiseres zich schuldig had gemaakt aan het verstrekken van leningen aan klanten die daar niet voor in aanmerking kwamen, en dat zij onjuiste informatie in de administratie had geregistreerd.

Eiseres heeft het ontslag betwist en vorderde in kort geding onder andere haar herplaatsing in haar functie en betaling van haar salaris vanaf de datum van ontslag. De werkgever voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van de vorderingen. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat eiseres de beschuldigingen ontkende en stelde dat de klanten in kwestie geld kwamen wisselen, wat door de werkgever werd betwist.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de werkgever voldoende aannemelijk had gemaakt dat eiseres zich schuldig had gemaakt aan de verweten gedragingen, en dat het ontslag op staande voet gerechtvaardigd was. Eiseres werd toestemming verleend om kosteloos te procederen, maar haar vorderingen werden afgewezen. Tevens werd eiseres veroordeeld in de proceskosten van de werkgever.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 13 september 2017
Behorend bij K.G. 1567 van 2017 / AUA201701672
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Eiseres],
te Aruba,
hierna ook te noemen: eiseres,
gemachtigde: de advocaat mr. P.G. Dowers-Alders,
tegen:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: gedaagde,
gemachtigde: de advocaat mr. A.E. Barrios.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 26 juli 2017;
- de producties ingediend zijdens eiseres op 23 augustus 2017;
- de producties ingediend zijdens gedaagde op 23 augustus 2017;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandelingen op 24 augustus 2017 en op 28 augustus 2017, waar de gemachtigden van partijen het woord hebben gevoerd (zijdens gedaagde aan de hand van de overgelegde pleitnotities) met bijbehorende producties en waar zij op elkaars stellingen hebben gereageerd, althans hebben kunnen reageren.
1.2
Aan partijen is medegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Eiseres is op 9 januari 2012 voor onbepaalde tijd in dienst getreden van gedaagde, laatstelijk in de functie van ‘branch representative supervisor’.
2.2
Eiseres is hangende een intern onderzoek naar procedurele onregelmatigheden en overtredingen op de werkvloer, op 14 maart 2017 geschorst met behoud van haar salaris.
2.3
Eiseres is op 28 maart 2017 op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief van die datum staat daarover, voor zover nu van belang:
“On February 17, 2017, [klant 1], was granted a loan in the morning. [Klant 1] was seen leaving the branch with a loan check. In the afternoon, [klant 1] was seen visiting our branch once again and later that day the payment of [klant 1] was made in the amount of Afl. 4.230,--, while this was registered in the morning, this payment was only received and transferred to Cashier 00 in the afternoon, after the second visit of [klant 1].
When further investigating this matter, the following was established. [Klant 1] was granted a retention loan on February 17, 2017. This loan was registered under loan number [lening 2]. Our investigation also shows that [klant 1] would have allegedly paid off her (old) loan, loan number [lening 1] on that same day, February 17, 2017, before being granted the retention loan. However, when we spoke with [klant 1] regarding this matter, [klant 1] stated that she visited our Shaba branch to request for a renewal of her loan. She would have informed that she could obtain more money by paying out her loan and opening a new one. According to her, she was granted the new loan, instructed to go the bank, cash out the check and come back to pay off her balance on the previous loan. This is in violoation of our procedures:
-
Incorrect information was registered in our administration when granting said loan:
Loan [lening 1] was registered as being paid off, prior to processing the new loan [lening 2], while at that time no payment had been received for loan [lening 1];
-
The receipt of the amount of Afl. 4.230,--, was registered in our administration, while no payment had been received at that time.
(…)
During our investigation we spoke with several of these customers. At least one other customer gave a similar statement as the one of [klant 1]: he was granted a retention loan before he paid off his previous loan. He was instructed to go to the bank, cash out the check, and then go back to our branch to pay off the balance on the previous loan. You processed the loan and payment of one of these customers, loan number [lening 2 van klant 2].
When heard regarding these irregularities, you denied having acted as stated above. According to you, the reason why the customers returned to the branch after being granted their retention loan, was to change guilders in dollars. According to you, you usually would help customers in this way: exchanging currency from guilders to dollars. However, we do not offer this type of services. We do not have a license to act as a currency exchange agent. Furthermore, no exchange fees were ever paid to the authorities for these alleged currency exchanges performed by you.
Your actions as described above are a serious violation of our procedures. You granted customers retention loans while they did not meet the requirements for such loans by resorting to irregular actions. You registered information in our administration which you knew was incorrect, in order to grant customers loans they did not qualify for, thereby also earning commission over loans which were granted against procedures. You further registered the receipt of money in our administration, while at that time no money had been received. Lastly, you grossly acted against procedures by offering currency exchange services, while we do not offer this type of services, we do not have a license to act as such and no exchange commission fee was paid to the authorities for these alleged transactions.
The above-mentioned incidents, all individually and jointly, are considered a serious breach of your responsibilities arising from your labor agreement. The above-mentioned incidents, all individually and jointly have caused us to lose all trust in you and – each individually and jointly are considered an urgent reason for the immediate termination of your labor agreement as per today, March 28, 2017.
2.4
Bij brief van 30 maart 2017 heeft eiseres zich op de nietigheid van het ontslag beroepen.
2.5
Bij brief van 17 juli 2017 heeft eiseres zich nogmaals op de nietigheid van het ontslag beroepen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiseres vordert - samengevat – dat het gerecht bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
Haar toelaat kosteloos te procederen;
Gedaagde veroordeelt tot het feitelijk te werk stellen van eiseres in haar functie van ‘branch representative supervisor’ binnen het bedrijf van gedaagde, binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis, zulks onder verbeurte van een dwangsom van Afl. 1.000,-- per dag, indien gedaagde dit niet nakomt;
Gedaagde beveelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres bij wijze van voorschot, het salaris vanaf 28 maart 2017 te betalen, te vermeerderen met de vertragingsrente ex artikel 7A:1614q BW en de wettelijke rente vanaf 17 juli 2017, totdat het dienstverband rechtsgeldig zal zijn beëindigd;
Gedaagde veroordeelt in de kosten van dit geding;
enige andere in goede justitie te bepalen beslissing neemt.
3.2
Eiseres grondt de vordering erop dat het ontslag nietig is.
3.3
Gedaagde voert hiertegen verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde, kosten rechtens.

4.DE BEOORDELING

4.1
Eiseres heeft aan de hand van het in het geding gebrachte bewijs van onvermogen genoegzaam aangetoond dat zij onvermogend is om de kosten van de procedure te dragen, zodat aan haar toestemming om kosteloos te procederen zal worden verleend.
4.2
Het spoedeisend belang van eiseres bij haar vorderingen ligt besloten in de aard van die vorderingen.
4.3
Gedaagde heeft als ontslaggrond aangevoerd dat eiseres in strijd met de procedures van gedaagde geldend voor het Shaba filiaal, een tweede lening aan bestaande klanten heeft verstrekt, terwijl deze klanten nog lopende leningen hadden die niet binnen een normale looptijd van zes maanden zouden worden afgelost en daardoor niet in aanmerking kwamen voor een zogeheten Retention Loan. Om deze procedure te omzeilen heeft eiseres in strijd met de waarheid in het administratiesysteem van gedaagde geregistreerd dat de desbetreffende klanten de lopende leningen volledig met eigen fondsen zouden hebben afgelost, terwijl dat niet het geval was. Klanten werden geïnstrueerd om een deel van de tweede lening te gebruiken om de eerste lening af te betalen. Dit gebeurde door de klanten een cheque mee te gegeven voor een bedrag gelijk aan het saldo van de vorige lening, vermeerdert met het bedrag dat de klant wilde ontvangen met de tweede lening. Deze cheque moesten de klanten bij de bank verzilveren, waarna zij terug moesten keren naar het filiaal te Shaba om het nog openstaande saldo van de eerste lening af te lossen. Het restant van het bedrag mochten de klanten houden.
Gedaagde heeft ter onderbouwing van deze stelling verklaringen van zes klanten in het geding gebracht. In deze verklaringen die telefonisch zijn afgelegd en opgenomen, bevestigen de klanten bovenvermelde gang van zaken met betrekking tot het verkrijgen van een tweede lening. Ook heeft gedaagde een overzicht van de leningen van voornoemde klanten zoals voorkomend in haar administratiesysteem overgelegd, alsmede de ‘loan vouchers’. Gedaagde heeft verder gemotiveerd betwist dat het wisselen van geld gebruikelijk zou zijn in haar onderneming. Gedaagde voert daartoe aan dat zij geen vergunning heeft om als wisselbedrijf op te treden en dollars te kopen en/of verkopen en eiseres wist dat. Het verweer dat een klant ook naar het Shaba filiaal kwam om dollars te wisselen in florijnen is onjuist, aldus gedaagde.
4.4
Eiseres heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan schending van de regels en procedures van gedaagde met betrekking tot het verstrekken van een lening aan klanten. Eiseres heeft toen zij door gedaagde hierover werd gehoord, voor zover het betrekking had op aan haar gemaakte verwijten, verklaard dat de klanten voor de tweede keer op eenzelfde dag naar het filiaal kwamen om dollars te wisselen en dat dit gebruikelijk was binnen dit bedrijf. Tijdens de mondelinge behandeling heeft eiseres verder aangegeven dat klanten die in het casinowezen en de hotelsector werken, hun lening in dollars aflosten in plaats van Arubaanse florijnen.
4.5
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de reden voor ontslag op staande voet wordt gefixeerd door de brief van 28 maart 2017. Nu niet weersproken is dat eiseres op 17 februari 2017 niet op Aruba was staat vast dat zij bij het verstrekken van een Retention Loan aan [klant 1] niet betrokken was. Het gaat dus in eiseresses geval om het verstrekken van een lening met nummer [lening 2 van klant 2]. Verder wordt eiseres verweten dat zij voor klanten geld zou hebben gewisseld hetgeen verboden is. Met betrekking tot dat laatste argument geldt echter dat gedaagde zelf betwist dat klanten geld hebben gewisseld bij het filiaal; volgens gedaagde was dat immers een met de desbetreffende klant afgesproken smoes voor het geval zou worden gevraagd waarom hij/zij tot twee maal toe op een dag het filiaal bezocht. Gedaagde kan gedrag waarvan zij zelf betwist dat het heeft plaatsgevonden niet aan het ontslag ten grondslag leggen; hooguit dat eiseres daarover liegt maar dat heeft gedaagde niet voldoende kenbaar in de brief van 28 maart 2017 aan het ontslag ten grondslag gelegd.
4.6
Niettegenstaande het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat gedaagde, aan de hand van de door haar in het geding gebrachte bewijsstukken, in kort geding voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan het verstrekken van een tweede lening aan [klant 2]. Betrokkene had een lopende lening met nummer [lening 1 van klant 2]. Daarop stond op 7 februari 2017 nog een saldo open van Afl. 2.205,80. Op diezelfde datum is met medewerking van eiseres een nieuwe geldleningsovereenkomst gesloten onder nummer [lening 2 van klant 2] voor een bedrag van Afl. 3.231,85. Uit het – niet voldoende gemotiveerd betwiste – verslag van [naam medewerker van gedaagde], werknemer van gedaagde, van diens gesprek met betrokkene blijkt dat in dit geval in grote lijnen dezelfde methode is gehanteerd als bij [klant 1]. Betrokkene wilde zijn lopende lening oversluiten. Dat is door (onder andere) eiseres gefaciliteerd doordat betrokkene een cheque kreeg met een instructie die te gaan verzilveren, dezelfde dag terug te komen naar het Island Finance filiaal te Shaba om de nog lopende oude lening af te lossen waarna het totaal bedrag van de cheque als nieuwe lening kon worden aangemerkt.
Eiseres is daarmee op ernstige wijze tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen als werknemer van gedaagde. Eiseres heeft meegewerkt aan het verstrekken van een lening aan een klant van gedaagde die daarvoor niet in aanmerking kwam en heeft bovendien haar werkgeefster het niet onaanzienlijke risico laten lopen dat betrokkene de cheque wel zou verzilveren maar de lopende lening daarmee niet zou aflossen. Voldoende aannemelijk is verder dat eiseres heeft meegewerkt aan het creëren van een papieren werkelijkheid die niet overeenstemde met de feiten. Dat de verklaring van [naam medewerker van gedaagde] of het hem door betrokkene vertelde niet juist zou zijn is door eiseres niet onderbouwd of anderszins aannemelijk gemaakt. Voor zover eiseres heeft willen stellen dat haar gedraging is ingegeven door de enorme druk die door gedaagde op de medewerkers wordt gelegd, door te eisen dat iedere medewerker één lening per dag moet afsluiten, doet dat niet af aan het feit dat eiseres gehandeld heeft in strijd met de voorschriften wat een dringende reden voor ontslag oplevert. Als het juist is dat eiseres alleen heeft meegewerkt omdat haar voormalige collega [naam collega] een feitelijk door haar gesloten geldleningsovereenkomst op naam van eiseres heeft doen zetten om eiseres in staat te stellen de target te halen heeft zij ook een valse voorstelling van zaken gegeven aan haar werkgever en daarbij bovendien het risico op de koop toegenomen dat de lening buiten de regels om werd gesloten. Gedaagde heeft als bankinstelling groot belang bij het door haar werknemers nauwgezet volgen van procedureregels en het zorgen voor een betrouwbare administratie.
4.7
Bij de belangenafweging speelt daarenboven nog dat eiseres relatief jong is, zij werd geboren medio 1989, en nog maar relatief kort in dienst van gedaagde was.
4.8
Uit het voorgaande vloeit voort dat het gerecht in kort geding voorshands van oordeel is dat voldoende aannemelijk is geworden dat van gedaagde redelijkerwijze niet gevergd kan worden de dienstbetrekking te laten voortduren en zij op goede gronden is overgegaan tot ontslag op staande voet. De overige argumenten van partijen hoeven niet meer te worden besproken.
4.9
Als de in het ongelijk te stellen partij zal eiseres de proceskosten van gedaagde moeten vergoeden.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
- verleent eiseres toestemming om kosteloos te procederen;
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt eiseres in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van gedaagde worden begroot op Afl. 1.500, aan salaris van de gemachtigde;
- verklaart de veroordeling in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 13 september 2017 in aanwezigheid van de griffier.