ECLI:NL:OGEAA:2017:723

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 september 2017
Publicatiedatum
19 september 2017
Zaaknummer
AUA201701679
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een klaagschrift inzake de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag op basis van de Landsverordening justitiële documentatie

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 18 september 2017 uitspraak gedaan op een klaagschrift van klager, die verzocht om afgifte van een verklaring omtrent zijn gedrag ten behoeve van een sollicitatie als beveiligingsbeambte. De aanvraag was eerder op 18 juli 2017 door de aangewezen ambtenaar afgewezen, omdat er bezwaren waren tegen klager, gebaseerd op een eerdere veroordeling tot zeven jaren gevangenisstraf voor poging tot moord, uitgesproken op 5 september 2008. Klager betwistte de afwijzing en voerde aan dat zijn strafblad inmiddels verwijderd had moeten worden en dat hij spijt had van zijn daden. Het gerecht oordeelde dat de ambtenaar terecht de eerdere veroordeling had meegewogen, aangezien de termijn voor verwijdering van het strafblad was verlengd door de opgelegde vrijheidsstraf. Het gerecht stelde vast dat er hoge eisen worden gesteld aan de betrouwbaarheid en integriteit van beveiligingsbeambten, en dat de ambtenaar op goede gronden had geconcludeerd dat er bezwaren waren tegen klager. De klacht van klager werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

Beschikking van 18 september 2017
AUA201701679
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het klaagschrift als bedoeld in artikel 25 van de Landsverordening justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (hierna: de Lv VOG) van:
[klager],
wonend in Aruba,
KLAGER,
procederend in persoon,
gericht tegen de beschikking van 18 juli 2017 van:
de aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 14 van de Lv VOG,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 18 juli 2017 heeft verweerder het verzoek van klager om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag afgewezen.
Bij brief van 24 juli 2017 heeft klager daartegen een klaagschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld in raadkamer op 21 augustus 2017, waar klager en verweerder zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Lv VOG wordt een strafblad uit het strafregister verwijderd na verloop van een termijn van vier jaren.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, beloopt de termijn acht jaren, indien bij de veroordeling is opgelegd gevangenisstraf.
Ingevolge artikel 6 vangt de termijn, in artikel 5 bedoeld, aan op de dag na die waarop de uitspraak onherroepelijk is geworden.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, wordt de in artikel 5 bedoelde termijn verlengd met de bij de uitspraak bepaalde duur van de opgelegde vrijheidsstraf met uitzondering van de straf of het gedeelte daarvan ten aanzien waarvan de rechter heeft bepaald dat het niet zal worden tenuitvoergelegd en een last tot herroeping niet is gegeven.
Ingevolge artikel 15, tweede lid, houdt een verklaring omtrent het gedrag niet anders in dan dat de aangewezen ambtenaar uit het onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene ingesteld, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon.
Ingevolge artikel 22, eerste lid, geeft de aangewezen ambtenaar een verklaring omtrent het gedrag slechts af wanneer hem uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon. In alle andere gevallen weigert hij de gevraagde verklaring af te geven.
Ingevolge artikel 23, eerste lid, mag de aangewezen ambtenaar, voor zover thans van belang, bij zijn onderzoek uitsluitend acht slaan op:
a. de uittreksels uit de strafregisters die hem ten aanzien van de betrokkene verstrekt worden;
b. gegevens ontleend aan de registers van de politie;
c. andere schriftelijke bescheiden welke hem in verband met de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag ter beschikking zijn gesteld.
2.2
Klager heeft verzocht om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag ten behoeve van een sollicitatie naar de functie van beveiligingsbeambte bij ‘[bedrijf]’.
2.3
Bij de afwijzing heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, hem is gebleken van bezwaren tegen klager.
Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager bij onherroepelijk geworden vonnis van het gerecht van 5 september 2008, voor zover thans van belang, is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren voor poging tot moord meermalen gepleegd. De aard en ernst van deze strafbare feiten vormen volgens verweerder, gelet op het doel, waarvoor afgifte van een verklaring omtrent het gedrag is verzocht, zodanige bezwaren dat deze moest worden geweigerd.
2.4
Klager betoogt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hem is gebleken van bezwaren tegen zijn persoon, gelet op het doel, waarvoor de afgifte is verzocht, te weten het verkrijgen van een baan als beveiligingsbeambte bij ‘[bedrijf]’. Daartoe voert hij aan dat verweerder het vonnis van 5 september 2008 niet ten grondslag mocht leggen aan de beslissing op zijn verzoek, nu deze ingevolge artikel 5, tweede lid en artikel 6 van de Lv VOG met ingang van 20 september 2016 uit het strafregister verwijderd moest worden. Voorts voert hij aan dat hij spijt heeft van wat er is gebeurd, dat hij zijn straf heeft uitgezeten en dat het gepleegde strafbaar feit naar zijn oordeel geen bezwaren moet opwerpen voor het werken als beveiligingsbeambte. Zonder een baan kan hij zijn schulden niet betalen en kan hij niet voor zijn familie zorgen, aldus klager.
2.5
Het gerecht oordeelt dat verweerder, gelet op artikel 7, eerste lid Lv VOG terecht bij de beoordeling van het verzoek van klager, het vonnis van 5 september 2008 heeft laten meewegen. Ingevolge deze bepaling wordt, indien aan betrokkene een vrijheidsstraf is opgelegd, de termijn van acht jaren, waarna een strafblad uit het strafregister wordt verwijderd, verlengd met de duur van de opgelegde vrijheidsstraf. Nu klager bij voormeld vonnis een vrijheidsstraf is opgelegd van zeven jaren, bedraagt voormelde termijn vijftien jaren, ingaande vanaf de dag na die waarop dat vonnis onherroepelijk is geworden. Voorts heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ten aanzien van de betrouwbaarheid en integriteit van beveiligingsbeambten hoge eisen dienen te worden gesteld. Gelet hierop en in aanmerking genomen de veroordeling van klager, alsmede de aard en ernst van het gepleegde delict, heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat hem is gebleken van bezwaren tegen de persoon van klager, gelet op het doel, waarvoor afgifte is verzocht. Onder deze omstandigheden was verweerder ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Lv VOG gehouden te weigeren de gevraagde verklaring af te geven. Hetgeen klager voor het overige aanvoert, behoeft dan ook geen bespreking.
2.6
Gelet op het vorenoverwogene zal de klacht ongegrond worden verklaard.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing werd gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, op 18 september 2017.
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open (artikel 28, derde lid, van de Lv VOG).