ECLI:NL:OGEAA:2017:727
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Beschikking
- W.J. Noordhuizen
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming voor erkenning van minderjarige met behoud van achternaam moeder
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 19 september 2017 uitspraak gedaan in een verzoek om vervangende toestemming voor de erkenning van de minderjarige [naam minderjarige 2] door de man. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. G.L. Griffith, verzocht om toestemming om de minderjarige te erkennen, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena, geen bezwaar had tegen de erkenning, mits de minderjarige de achternaam van de moeder zou behouden. De man was het hier niet mee eens en stelde dat de minderjarige de achternaam van de vader moest krijgen, omdat zijn oudere zus, [naam minderjarige 1], al de achternaam van de man draagt.
De bijzondere curator adviseerde om de man vervangende toestemming te verlenen, omdat er geen aanwijzingen waren dat de erkenning de belangen van de minderjarige zou schaden. Het gerecht overwoog dat, volgens het Arubaanse namenrecht, de geslachtsnaam van een kind die van zijn vader is, maar dat dit recht discriminatoir is naar geslacht. Het gerecht besloot dat ter gelegenheid van de erkenning door de man, artikel 1:5 lid 1 BW buiten toepassing blijft, en dat de minderjarige de achternaam van de moeder (Klepper) behoudt.
Daarnaast werd het verzoek van de man om gezamenlijk gezag over de minderjarigen te verkrijgen afgewezen. De Voogdijraad had geadviseerd om het eenhoofdig gezag van de moeder te handhaven, omdat er tussen de ouders weinig tot geen communicatie was. Het gerecht oordeelde dat het in het belang van de minderjarigen was dat de moeder het gezag alleen uitoefende, gezien de ernstige communicatieproblemen tussen de ouders. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.