ECLI:NL:OGEAA:2017:730

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 september 2017
Publicatiedatum
27 september 2017
Zaaknummer
EJ nr. 2433 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijfplaats van minderjarige in het belang van de vertrouwde omgeving

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 19 september 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vader en een moeder over de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff, verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.M. Malmberg, verzocht om de hoofdverblijfplaats bij haar te vestigen. De moeder had eerder naar Nederland verhuisd, waarbij zij het jongste kind had meegenomen, en stelde dat zij dit deed uit veiligheidsredenen, omdat de vader haar geestelijk en lichamelijk mishandelde. De vader daarentegen was van mening dat het in het belang van de minderjarige was om in zijn vertrouwde omgeving op Aruba te blijven.

Tijdens de zitting op 27 juni 2017 werd het rapport van de Voogdijraad besproken, waarin werd gesteld dat de minderjarige altijd feitelijk bij de moeder had gewoond en dat er een hechte band tussen hen bestond. Het gerecht overwoog dat, hoewel de wens van de moeder om naar Nederland te verhuizen begrijpelijk was, de belangen van de minderjarige om in zijn vertrouwde omgeving te blijven zwaarder wogen. Het gerecht oordeelde dat de moeder geen klemmende redenen had aangevoerd voor haar emigratie en dat de minderjarige geen baat zou hebben bij een verhuizing naar Nederland.

Uiteindelijk besloot het gerecht dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader moest worden bepaald, en dat partijen onderling afspraken zouden maken over de omgang tussen de minderjarige en de moeder. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte werd afgewezen. Deze beslissing werd genomen door rechter mr. W.J. Noordhuizen, ter zitting in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 19 september 2017
Behorend bij EJ nr. 2433 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[naam vader],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff,
tegen
[naam moeder],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg.
Belanghebbende:
[naam minderjarige], de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit de tussenbeschikking van dit gerecht van 10 januari 2017. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het rapport van de Voogdijraad, ingediend op 12 juni 2017,
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 27 juni 2017, waaruit blijkt dat zijn verschenen de vader in persoon bijgestaan door zijn gemachtigde, de moeder bij haar gemachtigde en grootmoeder moederszijde, mevrouw N. Croes, in persoon. Namens de Voogdijraad is aanwezig mevrouw A. Emmanuel en Y. Arends.
De uitspraak is

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Gezag
Het verzoek van de vader om hem alleen te belasten met het gezag over de minderjarige is ter zitting ingetrokken, zodat het gerecht hierover geen beslissing zal nemen.
2.2
Hoofdverblijfplaats
Zowel de moeder als de vader verzoekt te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar dan wel bij hem zal zijn. Ingevolge artikel 1:253a BWA kan de rechter in geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag, op verzoek van beide ouders of van een van hen, een zodanige beslissing nemen als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij deze beoordeling dient de rechter alle omstandigheden van het geval en de belangen van alle betrokkenen in aanmerking te nemen en mee te wegen. Het belang van het kind is daarbij een eerste overweging.
2.3
De moeder heeft te kennen gegeven dat zij voornamelijk wegens veiligheidsreden naar Nederland is verhuisd, omdat de vader haar geestelijk en lichamelijk mishandelde. Ze heeft toen het jongste kind van partijen meegenomen, omdat zij alleen met het gezag over haar is belast en geen toestemming van de vader nodig had om met haar te kunnen emigreren. De minderjarige is bij de grootmoeder moederszijde blijven wonen, omdat de vader geen toestemming wilde geven voor de emigratie naar Nederland. De moeder heeft aangevoerd dat de vader niet in het belang van de minderjarige handelt door de minderjarigen gescheiden te houden.
2.4
De vader wil niet dat de minderjarige naar Nederland verhuist, omdat hij het niet in het belang van de minderjarige acht dat hij uit zijn vertrouwde omgeving wordt gehaald, nu de minderjarige stabiel blijkt te zijn. Hij gaat akkoord om omgang met de moeder te regelen, maar vreest het risico van het niet terug keren van de minderjarige na de vakantie.
2.5
Uit het rapport van de Voogdijraad blijkt dat de hoofdverblijfplaats altijd feitelijk bij de moeder was, voordat zij naar Nederland vertrokken was en dat de minderjarige met de moeder een hechte band heeft. Voordat de moeder naar Nederland is vertrokken bood zij de nodige verzorging en opvoeding aan de minderjarigen en is nu nog in staat om dat te doen. Uit het onderzoek blijkt niet dat de minderjarige in zijn ontwikkeling wordt bedreigd of in zijn verdere ontwikkeling klem zal raken, indien hij terug bij de moeder gaat wonen.
2.6
Het gerecht is toch van oordeel dat de belangen van de minderjarige om in zijn vertrouwde omgeving te blijven, zwaarder wegen dan het belang van de moeder om zich met de minderjarigen in Nederland te vestigen. Hoe begrijpelijk de wens van de moeder om de minderjarige naar Nederland te laten emigreren ook is, het gerecht is van oordeel dat de moeder geen klemmende redenen heeft aangevoerd om zelf te emigreren. De moeder woonde altijd op Aruba en had een baan, waarmee ze in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kon voorzien. Gelet op de leeftijd van de minderjarige, het feit dat hij op Aruba is opgegroeid en in zijn vertrouwde omgeving is, acht het gerecht de belangen van de minderjarige niet gediend met een emigratie naar Nederland. Het gerecht verwacht dat de minderjarige geen baat zal hebben bij een verhuizing naar Nederland. Het gerecht overweegt dat de minderjarige ruim anderhalf jaar bij de vader verblijft. Niet gebleken is dat het daar niet goed gaat met de minderjarige. Mede gelet op de leeftijd van de minderjarige, acht het gerecht het in zijn belang dat de continuïteit in de verzorging en opvoeding zoveel mogelijk wordt gewaarborgd. De vader heeft de afgelopen periode overwegend de dagelijkse verzorging en opvoeding van de minderjarige op zich genomen, omdat de moeder naar Nederland is verhuisd. Het gerecht is van oordeel dat onder deze omstandigheden het belang van de minderjarige om in zijn vertrouwde omgeving te blijven zwaarder weegt dan het belang en de wens, hoe begrijpelijk ook, van de moeder om de minderjarige te laten verhuizen naar Nederland. Het gerecht zal om die reden de hoofdverblijfplaats bij de vader bepalen.
2.7
Omgangsregeling
Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat zij onderling afspraken zullen maken omtrent de omgang tussen de minderjarige en de niet verzorgende ouder, zodat het gerecht hierover geen beslissing dient te nemen.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt het hoofdverblijf van [naam minderjarige], geboren in Aruba op [geboortedatum], bij de vader [naam vader],
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, ter zitting van dinsdag 19 september 2017 in aanwezigheid van de griffier.