ECLI:NL:OGEAA:2017:733

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 september 2017
Publicatiedatum
27 september 2017
Zaaknummer
E.J. nr. 1367 van 2017 / AUA201701332
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van het gezag van de moeder over de minderjarige en voorlopige toevertrouwing aan de Voogdijraad

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 19 september 2017 een beschikking gegeven in een procedure die is gestart door het Openbaar Ministerie. De zaak betreft de voorlopige toevertrouwing van een minderjarige aan de Voogdijraad, waarbij de moeder van het kind tijdelijk in haar gezag is geschorst. De procedure begon met een vordering van het Openbaar Ministerie op 26 juni 2017, gevolgd door een mondelinge behandeling op 29 augustus 2017 en een voortzetting op 12 september 2017. Tijdens deze zittingen waren de officier van justitie, mr. Y. Pronk, en vertegenwoordigers van de Voogdijraad aanwezig, evenals de ouders van de minderjarige.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de minderjarige is geboren uit het huwelijk van de moeder en de vader, die gezamenlijk gezag uitoefenen. Op 4 oktober 2016 is bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder zal zijn. Echter, op 16 juni 2017 heeft het Openbaar Ministerie de minderjarige aan het gezag van de moeder onttrokken en voorlopig aan de Voogdijraad toevertrouwd. De rechter heeft vervolgens beoordeeld of er voldoende gronden zijn voor de schorsing van het gezag van de moeder, waarbij werd gekeken naar de verantwoordelijkheden van de moeder en de veiligheid van de minderjarige.

De rechter heeft vastgesteld dat er vermoedens zijn van mishandeling en grove emotionele verwaarlozing van de minderjarige door de moeder. Gezien deze omstandigheden en de noodzaak om in te grijpen in het ouderlijk gezag, heeft de rechter besloten om de moeder voorlopig in de uitoefening van het gezag over de minderjarige te schorsen en de minderjarige toe te vertrouwen aan de Voogdijraad. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en blijft van kracht tot 19 december 2017.

Uitspraak

Beschikking van 19 september 2017
behorend bij E.J. nr. 1367 van 2017 / AUA201701332
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op vordering van
HET OPENBAAR MINISTERIE,
in Aruba,
vertegenwoordigd door de officier van justitie,
om bekrachtiging van de voorlopige toevertrouwing aan de voogdijraad
van de minderjarige:
[naam minderjarige],
geboren op [geboortedatum] in Aruba, en
van wie de ouders zijn:
[naam moeder], de moeder,
wonende in Aruba, en
[naam vader], de vader,
wonende in Aruba.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
- de vordering ingediend op 26 juni 2017,
- de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren van 29 augustus 2017, alwaar zijn verschenen de officier van justitie, mr. Y . Pronk, de vertegenwoordigers van de Voogdijraad, mevrouw A. Emmanuel, en de ouders van de minderjarige in persoon,
- de griffiersaantekeningen van de voortzetting van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren van 12 september 2017, alwaar zijn verschenen de officier van justitie, mr. Y . Pronk, de vertegenwoordigers van de Voogdijraad, mevrouw A. Flanders en mevrouw. S. Figaroa, en de ouders van de minderjarige in persoon.
De uitspraak is bepaald op heden.
2.DE FEITEN
2.1
De minderjarige is geboren uit het huwelijk tussen de moeder en de vader. De ouders oefenen het gezag over de minderjarige gezamenlijk uit.
2.2
Bij beschikking van dit gerecht van 4 oktober 2016 (EJ 850/2016) is bepaald dat het hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder zal zijn.
2.3
Op 16 juni 2017 heeft het openbaar ministerie de minderjarige aan het gezag van de moeder onttrokken en voorlopig aan de voogdijraad toevertrouwd.

3.DE BEOORDELING

3.1
Op grond van feiten die tot ontzetting of ontheffing van een ouder kunnen leiden, kan het openbaar ministerie, indien het dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, het kind aan het gezag van de ouder(s) onttrekken en alsdan voorlopig aan de voogdijraad toevertrouwen. De toevertrouwing vervalt indien het openbaar ministerie niet binnen veertien dagen van de rechter haar bekrachtiging heeft gevorderd.
3.2
De bekrachtiging is tijdig binnen de gestelde termijn gevorderd, zodat de toevertrouwing nog van kracht is. Gelet hierop is het openbaar ministerie ontvankelijk in zijn vordering.
3.3
Ingevolge artikel 1:272, lid 3 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) kan de rechter, indien de bekrachtiging tijdig is gevorderd, hetzij de teruggave van het kind aan zijn ouders bevelen, hetzij een van de beschikkingen geven, bedoeld in artikel 1:271 BW. Artikel 1:271 BW bepaalt dat de rechter, indien hij dat in het belang van het kind noodzakelijk acht, een ouder wiens ontzetting of ontheffing verzocht is, hangende het onderzoek geheel of gedeeltelijk in de uitoefening van het gezag over een of meer van zijn kinderen kan schorsen. Ingevolge het vierde lid vertrouwt de rechter het kind voorlopig toe aan de voogdijraad, indien de schorsing beide ouders betreft of een ouder die het gezag alleen uitoefent.
3.4
Uit voornoemde bepalingen vloeit voort dat de voorlopige maatregel slechts kan worden genomen indien zich een situatie voordoet die het noodzakelijk maakt dat er met spoed wordt ingegrepen in het ouderlijk gezag. Ter beoordeling ligt dan voor de vraag of in dit geval sprake is van feiten die tot ontzetting of ontheffing van (in dit geval) de moeder kunnen leiden, en die het noodzakelijk maken dat zij voorlopig geheel of gedeeltelijk in de uitoefening van het gezag over haar kind wordt geschorst.
3.5
Voor zover hier van belang bepaalt artikel 1:269 BW dat de rechter, indien hij het in het belang van het kind noodzakelijk oordeelt, een ouder van het ouderlijk gezag kan ontzetten, om reden van misbruik van gezag of grove verwaarlozing van de verzorging of opvoeding van een of meer kinderen, dan wel slecht levensgedrag. Ingevolge artikel 1:266 BW kan de rechter, mits het belang van het kind zich daar niet tegen verzet, een ouder van het gezag over een of meer van zijn kinderen ontheffen, om reden dat deze ongeschikt of onmachtig is zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen.
3.6
Uit het rapport van de voogdijraad van 10 juli 2017 is gebleken dat de moeder haar verantwoordelijkheden en verplichtingen als gezagdraagster niet naar behoren uitoefent. Tevens bestaan er vermoedens dat de minderjarige door de moeder wordt mishandeld. De voogdijraad concludeert dat er sprake is van grove emotionele verwaarlozing van de minderjarige, dat de moeder geen besef heeft van haar handelen en dat de moeder misbruik maakt van haar gezag, waardoor sprake is van grove verwaarlozing in de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Ter voorkoming van verdere grove verwaarlozing vordert het belang van de minderjarige dat zijn veiligheid gewaarborgd wordt.
3.7
Gelet hierop en op het verhandelde ter zitting is het gerecht van oordeel dat de door de wet aangegeven gronden voor de voorlopige maatregel aannemelijk zijn geworden en dat het in het belang van de minderjarige is dat de moeder voorlopig, geheel in de uitoefening van het gezag over hem wordt geschorst.
3.8
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4.DE BESLISSING

Het gerecht:
schorst de moeder in de uitoefening van het gezag over de minderjarige:
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] in Aruba,
vertrouwt de minderjarige voorlopig toe aan de voogdijraad,
bepaalt dat deze toevertrouwing van kracht zal blijven tot 19 december 2017,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven op 19 september 2017 door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, in tegenwoordigheid van de griffier.