ECLI:NL:OGEAA:2017:741

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 september 2017
Publicatiedatum
28 september 2017
Zaaknummer
A.R. 2482 van 2016/ AUA 201600747
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een geldlening met borgstelling

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, heeft de naamloze vennootschap ISLAND FINANCE ARUBA N.V. (hierna: IFA) een vordering ingesteld tegen twee gedaagden, waarvan gedaagde 1 niet is verschenen en gedaagde 2 zich in persoon heeft verdedigd. De vordering betreft een geldleningsovereenkomst die tussen IFA en gedaagde 1 is gesloten, waarbij gedaagde 2 zich borg heeft gesteld voor de nakoming van de betalingsverplichtingen van gedaagde 1. IFA vordert betaling van een bedrag van Afl. 12.112,37, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten, omdat gedaagde 1 in gebreke is gebleven met de betaling na een deugdelijke ingebrekestelling.

De procedure is gestart met een inleidend verzoekschrift op 6 oktober 2016, gevolgd door verschillende rolzittingen en conclusies van antwoord, repliek en dupliek. Gedaagde 1 is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. Gedaagde 2 heeft verweer gevoerd, stellende dat gedaagde 1 verantwoordelijk is voor de terugbetaling en dat hij zich slechts als vriendendienst borg heeft gesteld. Hij heeft ook betoogd dat IFA onvoldoende inspanningen heeft geleverd om de schuld bij gedaagde 1 te innen.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat gedaagde 1 toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de betalingsverplichting en dat gedaagde 2, ondanks zijn verweer, gehouden is tot nakoming van zijn borgstelling. De vordering van IFA is toegewezen, inclusief de gevorderde rente en incassokosten. Gedaagden zijn hoofdelijk veroordeeld in de kosten van de procedure. Het vonnis is uitgesproken op 20 september 2017 door rechter W.J. Noordhuizen.

Uitspraak

Vonnis van 20 september 2017
Behorend bij A.R. 2482 van 2016/ AUA 201600747
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
te Aruba,
EISERES, hierna ook te noemen: IFA,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:

1.[GEDAAGDE 1], hierna ook te noemen [gedaagde 1],

niet verschenen,
2.[GEDAAGDE 2], hierna ook te noemen [gedaagde 2],
procederend in persoon,
beiden wonende in Aruba,
GEDAAGDEN.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift dat op 6 oktober 2016 is ingediend;
- de conclusie van antwoord zijdens [gedaagde 2], genomen op de rolzitting van 7 december 2016;
- de verstekverlening in verband met het niet verschijnen van [gedaagde 1] op de rolzitting van 7 december 2016
- de conclusie van repliek, genomen op de rolzitting van 22 maart 2017,
- de conclusie van dupliek zijdens [gedaagde 2], genomen op de rolzitting van 17 mei 2017;
- de akte uitlating producties zijdens IFA, genomen op de rolzitting van 14 juni 2017.
Daarna is vonnis bepaald op vandaag.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Tussen IFA en [gedaagde 1] is een overeenkomst van geldlening gesloten.
2.2 [
gedaagde 2] heeft zich borg gesteld voor de nakoming van de uit bovengenoemde overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen.

3.DE VORDERING EN HET VERWEER

3.1
IFA vordert dat - naar het Gerecht begrijpt - het Gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en hoofdelijk, gedaagden veroordeelt om aan IFA, tegen behoorlijke kwijting, te voldoen het bedrag van Afl. 12.112,37, vermeerderd met 1,4 % overeengekomen rente per maand vanaf 31 oktober 2015 tot een maximum van Afl. 11.406,66 en na bereiken van dit maximum te vermeerderen met de wettelijke rente tot de dag der algehele voldoening, alsmede vermeerderd met 15 % overeengekomen buitengerechtelijke incassokosten ad Afl. 1.816,86, met veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding.
3.2
IFA grondt de vordering erop dat [gedaagde 1] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichting en dat [gedaagde 2] voor die nakoming borg staat.
3.3 [
gedaagde 2] voert hiertegen verweer.

4.DE BEOORDELING

4.1
Tegen [gedaagde 1], die behoorlijk is opgeroepen maar niet is verschenen, is verstek verleend.
4.2 [
gedaagde 2] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde 1] degene is die verantwoordelijkheid dient te dragen voor de terugbetaling van het geleende bedrag. [gedaagde 2] heeft uitgelegd dat hij zich destijds borg heeft gesteld omdat hij een relatie had met [gedaagde 1]. Die relatie is inmiddels verbroken. [gedaagde 2] heeft aangegeven dat hij ook andere financiële verplichtingen heeft. Volgens [gedaagde 2] verwaarloost [gedaagde 1] opzettelijk haar verantwoordelijkheden jegens IFA om hem dwars te zitten. Verder is [gedaagde 2] de mening toegedaan dat IFA zich niet voldoende heeft ingespannen om de schuld bij [gedaagde 1] te innen en dat IFA geen deugdelijk onderzoek heeft verricht alvorens de lening aan [gedaagde 1] toe te kennen.
4.3 [
gedaagde 2] heeft zich borg gesteld voor de nakoming van de betalingsverplichting van [gedaagde 1]. Ingevolge artikel 7:855 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA) is de borg niet gehouden tot nakoming, voordat de hoofdschuldenaar in de nakoming van zijn verbintenis is tekortgeschoten. Uit de stukken is gebleken dat [gedaagde 1], ondanks aanmaning daartoe, haar betalingsverplichting jegens IFA niet is nagekomen. Nu [gedaagde 1], na daartoe deugdelijk in gebreke te zijn gesteld, alsnog haar verplichtingen niet heeft voldaan, kan IFA [gedaagde 2] tot betaling aanspreken. Dat [gedaagde 2] ook andere financiële verplichtingen heeft en alleen als vriendendienst voor zijn voormalige vriendin zich borg heeft gesteld, ontheft hem niet van de door hem aangegane verplichting jegens IFA. Datzelfde geldt voor het verweer van [gedaagde 2] dat IFA geen deugdelijk onderzoek heeft verricht alvorens de lening aan [gedaagde 1] toe te kennen. IFA heeft onvoldoende weersproken gesteld dat zij, voordat zij de lening aan [gedaagde 1] heeft toegekend, de werkgever van [gedaagde 1] heeft gesproken en dat deze zowel mondeling als schriftelijk verklaard heeft dat [gedaagde 1] bij haar in dienst was. Op grond hiervan mocht IFA ervan uitgaan dat de gegevens die [gedaagde 1] aan haar verstrekt heeft dan ook juist waren. Het Gerecht is van oordeel dat van IFA geen nader onderzoek verlangd had mogen worden.
4.4
Dat IFA zich niet voldoende heeft ingespannen om de schuld bij [gedaagde 1] te innen is uit de stukken niet gebleken. IFA heeft als productie overgelegd een aanmaningsbrief van 8 september 2016 en een overzicht uit haar computerbestand, waaruit blijkt dat zij [gedaagde 1] aangemaand heeft om haar betalingsverplichting jegens IFA na te komen.
4.5
Nu [gedaagde 2] de hoogte van gevorderde hoofdsom, de overeengekomen rente en zijn borgstelling niet heeft betwist, en de vordering van IFA op de wet is gegrond, zal de vordering worden toegewezen.
4.6
Met betrekking tot de overeengekomen incassokosten overweegt het Gerecht als volgt. De kosten vinden hun grondslag in artikel 8 van de overeenkomst tussen IFA en [gedaagde 1]. Dat IFA daadwerkelijk kosten heeft gemaakt om betaling buiten rechte te verkrijgen, heeft zij aannemelijk gemaakt met de door haar overgelegde producties. De vordering tot betaling van die kosten kan dus, als op de wet gegrond, worden toegewezen, met dien verstande dat de buitengerechtelijke incassokosten op voet van het bepaalde in artikel 63b lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden toegewezen conform het nieuwe procesreglement (naar rato van 1,5 punt van het liquidatietarief).
4.7
Gedaagden zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht,
veroordeelt gedaagden, hoofdelijk, om aan IFA, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen de hoofdsom van Afl. 12.112,37, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 1,4 % per maand vanaf 31 oktober 2015 tot een maximum van Afl. 11.406,66 en na het bereiken van dit maximum vermeerderd met de wettelijke rente tot de dag der voldoening, alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad Afl.1.500,--;
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de kosten van de procedure, hoofdelijk voor zover hierna aangegeven, die tot de datum van uitspraak aan de kant van IFA worden begroot op Afl. 750, aan griffierecht (hoofdelijk), Afl. 200,79 aan explootkosten voor [gedaagde 2] en Afl. 399,51 voor Dirkz en Afl. 2.500, aan salaris van de gemachtigde waarvan Afl. 1.000, hoofdelijk en Afl. 1.500, ten laste van [gedaagde 2];
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 20 september 2017 in aanwezigheid van de griffier.