In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1995 en thans gedetineerd, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 15 september 2017 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen van diefstal met geweld, afpersing en voorbereiding van een poging tot zware mishandeling. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van dertig maanden. Tijdens de zittingen op 12 mei en 25 augustus 2017 heeft de verdediging betoogd dat de verdachte enkel aanwezig was in de auto die gebruikt werd voor het misdrijf, maar niet daadwerkelijk heeft deelgenomen aan de uitvoering ervan.
De tenlastelegging omvatte het wegnemen van goederen van een slachtoffer, waarbij geweld en bedreiging met geweld aan de orde waren. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet substantieel heeft bijgedragen aan de uitvoering van het strafbare feit. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de verdachte weliswaar aanwezig was, maar geen actieve rol heeft gespeeld in de uitvoering van de diefstal of afpersing. De verklaringen van medeverdachten ondersteunden deze lezing, waarbij bleek dat de verdachte terug in de auto stapte toen de andere medeverdachten het slachtoffer benaderden.
Uiteindelijk heeft het Gerecht geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen, aangezien de verdachte geen substantiële bijdrage heeft geleverd aan het strafbare feit. De verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, en het bevel tot gevangenhouding werd opgeheven, met onmiddellijke invrijheidstelling als gevolg.