ECLI:NL:OGEAA:2017:751

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 september 2017
Publicatiedatum
2 oktober 2017
Zaaknummer
269-2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak medeplegen diefstal met geweld in vereniging en bewezenverklaring van voorbereiding van poging tot zware mishandeling met voorbedachte rade

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, stond de verdachte terecht voor de tenlastelegging van diefstal met geweld en afpersing in vereniging. De zitting vond plaats op 12 mei en 25 augustus 2017, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouwe, mr. A.M.N. Thijsen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van dertig maanden. De tenlastelegging omvatte onder andere de diefstal van een mobiele telefoon en een tas met een laptop, gepleegd op 22 januari 2017, waarbij geweld werd gebruikt tegen het slachtoffer. De verdachte en zijn medeverdachten zouden het slachtoffer hebben bedreigd met een mes en een vuurwapen.

Het gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal met geweld en sprak de verdachte daarvan vrij. Wel werd bewezen dat de verdachte zich had voorbereid op een zware mishandeling met voorbedachte rade. De verklaringen van medeverdachten en het slachtoffer wezen op een gezamenlijk plan om het slachtoffer te mishandelen, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten gewapend waren met een mes en mogelijk een schroevendraaier. Het gerecht concludeerde dat het opzet van de verdachte gericht was op de mishandeling en niet op diefstal.

De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarbij rekening werd gehouden met zijn emotionele toestand na de zelfmoord van zijn zoon. Het gerecht vond de straf passend gezien de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, maar hield ook rekening met het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke misdrijven. De tijd in voorlopige hechtenis werd in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteland],
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 mei en 25 augustus 2017. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouwe, mr. A.M.N. Thijsen.
De officier van justitie, mr. W. Bos, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het primaire feit te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouwe heeft het woord tot verdediging gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, met inachtneming van de gevorderde en toegewezen wijziging, tenlastegelegd:
dat hij op of omstreeks 22 januari 2017 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een mobiele telefoon en/of
- een tas inhoudende een laptop en/of een (of meer) headphone(s) en/of een (of meer) geheugendrager(s),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijker te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk(e) geweld en/of bedreiging met geweld onder meer hieruit bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of met dat mes, althans dat op een mes gelijkend voorwerp, in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gezwaaid en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gericht (gehouden) en/of tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd/geschreeuwd: “Dame todo tus cosas. Dinero bolsa y telefono” en/of “Dame tu telefono, dinero todo”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van
- een mobiele telefoon en/of
- een tas inhoudende een laptop en/of een (of meer) headphone(s) en/of een (of meer) geheugendrager(s),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) geweld en/of bedreiging met geweld onder meer hieruit bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of met dat mes, althans dat op een mes gelijkend voorwerp, in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gezwaaid en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gericht (gehouden) en/of tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd/geschreeuwd: “Dame todo tus cosas. Dinero bolsa y telefono” en/of “Dame tu telefono, dinero todo”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
(artikel 2:291, althans artikel 2:294 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ter zake het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
dat hij op of omstreeks 22 januari 2017 in Aruba tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, namelijk een zware mishandeling met voorbedachten rade (van [slachtoffer]), althans een poging daartoe, opzettelijk een of meer messen en/of een of meer vuurwapens en/of een of meer schroevendraaiers en/of een vervoermiddel (te weten een [automerk]), bestemd tot het begaan van dat misdrijf, verwierf of voorhanden had.
(artikel 2:276 jᵒ 2:120 WvSr)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

A. Vrijspraak
Het gerecht is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte de tenlastegelegde diefstal met geweld c.q. afpersing heeft gepleegd. Het gerecht zal de verdachte derhalve daarvan vrijspreken.
B. Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
dat hij op of omstreeks 22 januari 2017 in Aruba tezamen en in vereniging met
(een)ander
(en
),
althans alleen, ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, namelijk een zware mishandeling met voorbedachten rade (van [slachtoffer]), althans een poging daartoe, opzettelijk een
of meermes
sen en/of een of meer vuurwapensen
/ofeen
of meerschroevendraaier
sen
/ofeen vervoermiddel (te weten een
[automerk]), bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
verwierf ofvoorhanden had.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring
cursief weergegevenverbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft betoogd dat verdachte van het hem tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. De raadsvrouwe heeft - samengevat - daartoe aangevoerd dat er geen bewijs voorhanden is dat verdachte betrokken is geweest bij de beroving, afpersing dan wel zware mishandeling van het slachtoffer.
Uit het strafdossier komt het volgende naar voren.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat een Arubaan hem gevraagd had hoeveel hij wilde hebben om een ‘vuelta’ te plegen. Op de vraag van medeverdachte [medeverdachte 1] aan de betrokken Arubaan wat de ‘vuelta’ precies inhield, antwoordde de Arubaan dat hij [slachtoffer] van de [naam bedrijf] voor hem moest mishandelen. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft toen geantwoord dat de Arubaan hem hiervoor Afl. 750,00 moest betalen. De Arubaan ging hiermee akkoord en medeverdachte [medeverdachte 1] ontving Afl. 400,00 als voorschot. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft dit plan vervolgens voorgelegd aan verdachte, ‘[roepnaam medeverdachte 3]’ (medeverdachte [medeverdachte 3]) en ‘[roepnaam medeverdachte 4]’ (medeverdachte [medeverdachte 4]). Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft aan hen gevraagd of zij bereid waren om samen met hem [slachtoffer] te mishandelen. Allen gingen akkoord met dit voorstel, omdat medeverdachte [medeverdachte 1] hen iets in het vooruitzicht stelde. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] wordt in grote lijnen ondersteund door de verklaringen van verdachte en de overige medeverdachten.
Verdachte heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] tegen hem en medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] heeft gezegd dat hij een ‘karwei’ voor hen had en dat hij hen hiervoor zou betalen. Het plan was uitsluitend om [slachtoffer] te mishandelen.
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij onder meer met medeverdachte [medeverdachte 1] naar ‘een Colombiaan’ was gegaan. Die Colombiaan had hen gezegd dat [slachtoffer] hem geld schuldig was en dat hij wou dat zij hem in elkaar zouden slaan. Hiermee gingen zij akkoord.
Ook medeverdachte [medeverdachte 4] heeft verklaard dat het plan was om [slachtoffer] te mishandelen. In ruil hiervoor kon [medeverdachte 4] gebruik maken van een bed, een airco en een televisie van medeverdachte [medeverdachte 1].
Uit de verklaringen - afzonderlijk en in onderlinge samenhang - volgt dat verdachten voorafgaande aan het incident op 22 januari 2017 reeds een poging ondernomen hadden om [slachtoffer] te mishandelen. Dit kwam er niet van omdat medeverdachte [medeverdachte 1] het slachtoffer uit het oog had verloren. In de nacht van 22 januari 2017 trad medeverdachte [medeverdachte 1] op als bestuurder. Verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zaten op de achterbank terwijl medeverdachte [medeverdachte 5] naast medeverdachte [medeverdachte 1] op de voorbank zat. Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaarde dat hij die nacht tegen [medeverdachte 5] had gezegd dat ze [slachtoffer] zouden gaan mishandelen. Volgens medeverdachte [medeverdachte 1] ging [medeverdachte 5] hiermee akkoord.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat medeverdachte [medeverdachte 1] de [naam bedrijf] in liep, terwijl de verdachte en de andere medeverdachten in de auto wachtten op een seintje van medeverdachte [medeverdachte 1]. Toen medeverdachte [medeverdachte 1] [slachtoffer] uit de [naam bedrijf] zag vertrekken heeft hij verdachte via whatsapp laten weten dat het beoogde slachtoffer in hun richting liep. Ook had medeverdachte [medeverdachte 1] verdachte al eerder een foto van [slachtoffer] gestuurd, zodat zij wisten hoe hij eruit zag. Even later stuurde verdachte medeverdachte [medeverdachte 1] een bericht dat zij [slachtoffer] mishandeld hadden en dat niemand hen kwam ophalen.
Uit de verklaringen van verdachte en medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] komt naar voren dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] uit de auto zijn gestapt, toen zij het slachtoffer zagen aan komen lopen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] zijn achter het slachtoffer aangerend. Medeverdachte [medeverdachte 3] bedacht zich en stapte terug in de auto. Het slachtoffer verklaarde dat van de twee mannen die op hem afkwamen, er één een zilverkleurig voorwerp, gelijkend op een vuistvuurwapen in zijn hand hield en de andere een mes. Verdachte heeft verklaard dat hij een ‘plastic voorwerp’ in zijn hand hield en dat medeverdachte [medeverdachte 4] ook een voorwerp in zijn hand hield. Volgens medeverdachte [medeverdachte 3] hield verdachte een ‘stanleymes’ in zijn handen en medeverdachte [medeverdachte 4] een schroevendraaier. Volgens medeverdachte [medeverdachte 4] hield verdachte een mes in zijn handen en hield hij zelf niets in zijn handen. Uit het door het slachtoffer verkregen signalement en de latere aanhouding van verdachte volgt dat hij degene moet zijn geweest die volgens het slachtoffer het mes in zijn handen hield. Dit is ook in overeenstemming met de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4].
Het slachtoffer heeft verklaard dat hij door de gedragingen van beide mannen zenuwachtig werd en zijn schoudertas op de grond heeft laten vallen. Uit de verklaring van verdachte volgt dat hij deze heeft opgeraapt en hiermee is weggerend. Het slachtoffer heeft voorts verklaard dat hij de andere man zijn telefoon heeft overhandigd. Uit de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 4] volgt dat het slachtoffer ook zijn mobiele telefoon op de grond liet vallen, waarna hij deze heeft opgepakt en hiermee is weggerend.
Uit de op wezenlijke onderdelen consistente verklaringen van verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] volgt dat hun opzet uitsluitend gericht was op de mishandeling van het slachtoffer. Uit de bewijsmiddelen volgt voorts dat het slachtoffer van schrik zijn tas en telefoon afstond c.q. op de grond liet vallen en dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] (spontaan) besloten om dezen mee te nemen: ‘De gelegenheid maakt de dief’. Het oogmerk van verdachte was echter niet op het zich wederrechtelijk toe-eigenen van zaken die het slachtoffer toebehoorden. Het plan dat verdachte met de medeverdachten had gesmeed zag uitsluitend op de mishandeling. Nu het opzet van verdachte en medeverdachten niet gericht was op het plegen van een gewapende overval op [slachtoffer] maar om hem te mishandelen, is het gerecht van oordeel dat onvoldoende bewijs voorhanden is voor het primair en subsidiair ten laste gelegde, zodat verdachte en medeverdachten hiervan vrijgesproken moeten worden.
Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde, de voorbereiding van de poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad, wordt als volgt overwogen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachten het (voorwaardelijke) opzet hadden om het slachtoffer zwaar te mishandelen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] zijn bewapend met een (stanley) mes en mogelijk een schroevendraaier op het slachtoffer afgerend en hebben hiermee de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zouden toebrengen. Om deze reden acht het gerecht bewezen dat verdachte het opzet, zij het in voorwaardelijke zin, had op zware mishandeling.
medeplegen
Voor medeplegen van een strafbaar feit is een nauwe en bewuste samenwerking tussen de daders vereist. Dit impliceert dat hun opzet gericht is op het gezamenlijk verrichten van de strafbare gedraging. Hiervoor is nodig dat ieder van hen substantieel - zij het intellectueel of materieel - bijdraagt aan de verwezenlijking van het door hen beoogde strafbare feit. Die bijdrage wordt in de regel geleverd tijdens het plegen van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van dat feit. Die bijdrage kan echter worden geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. [1]
Uit de gebezigde bewijsmiddelen voortvloeiende feiten en omstandigheden, bezien in onderlinge samenhang, blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 1], verdachte en de andere medeverdachten het plan hebben beraamd om het slachtoffer te mishandelen. Verdachte en medeverdachten hebben het slachtoffer op zijn werkplek verschillende keren geobserveerd. Op de bewuste avond zijn verdachte en medeverdachten bewapend met een mes en/of een schroevendraaier samen op pad gegaan met het opzet om het slachtoffer die avond te mishandelen. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft aan de verdachte - die, samen met de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4], buiten de werkplek van het slachtoffer in de auto van medeverdachte [medeverdachte 1] is blijven wachten - een seintje gegeven dat het slachtoffer in aantocht was, zodat zij hem konden mishandelen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] zijn met een (stanley) mes en/of een schroevendraaier in hun handen naar het slachtoffer toegerend, die zo schrok dat hij zijn bezittingen spontaan heeft afgestaan. De facto hebben zij de rol van uitvoerders van het plan toebedeeld gekregen. Medeverdachte [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] zijn na het incident op zoek gegaan naar verdachte en [medeverdachte 4]. Het gerecht is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat verdachte nauw en bewust met zijn medeverdachten heeft samengewerkt, waarbij hij substantieel aan de poging om het beoogde delict te verwezenlijken heeft bijgedragen. Aldus is er sprake van medeplegen.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
1. Medeplegen van voorbereiding van medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade,
strafbaar gesteld bij artikel 2:276, eerste lid, juncto artikelen 1:119, 1:120, eerste lid, en 1:123 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zonder scrupules een opdracht aanvaard om tegen beloning het slachtoffer (zwaar) te mishandelen. Verdachte en zijn medeverdachten hebben het slachtoffer angstige momenten bezorgd en de rechtsorde geschokt. Slachtoffers van dergelijke daden kunnen nog langdurig kampen met de (geestelijke) gevolgen daarvan. Bovendien zorgt dergelijk handelen voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Ten voordele van verdachte geldt dat hij nooit eerder ter zake van soortgelijke misdrijven is veroordeeld. In het voordeel van verdachte houdt het gerecht rekening met het feit dat verdachte tijdens het opsporingsonderzoek openheid van zaken heeft gegeven.
Het gerecht heeft kennis genomen van een door het Korrektie Instituut Aruba ter zake van verdachte uitgebracht adviesrapport. Het rapport beschrijft verdachtes emotionele toestand naar aanleiding van de door zijn elfjarige zoon gepleegde zelfmoord in [land]. Het gerecht toont begrip voor de situatie waarin verdachte thans verkeert, doch ziet hierin geen aanleiding tot verlaging van de op te leggen straf.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:13, 1:62, 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Het gerecht:
10.1
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek 4A omschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
10.2
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
10.3
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
10.4
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
10.5
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
10.6
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
tweehonderdenveertig (240) dagen;
10.6
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
10.7
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip dat de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. Y.M. Vanwersch en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 15 september 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.