ECLI:NL:OGEAA:2017:752

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 september 2017
Publicatiedatum
2 oktober 2017
Zaaknummer
270 en 441-2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in strafzaak met betrekking tot diefstal met geweld en bezit van verdovende middelen

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de verdachte op 15 september 2017 vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten in de zaak met parketnummer P-2017/00704, die betrekking hadden op medeplegen van diefstal met geweld en voorbereiding van zware mishandeling. Het gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de gepleegde feiten. De verdediging voerde aan dat het opzet van de verdachte niet gericht was op de beroving of afpersing, maar op mishandeling. Het gerecht concludeerde dat de verdachte niet substantieel had bijgedragen aan het strafbare feit, en sprak hem vrij.

In de zaak met parketnummer P-2016/03419 werd de verdachte echter wel schuldig bevonden aan het aanwezig hebben van 13,6 gram marihuana en het voorhanden hebben van een boksbeugel. Het gerecht oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk handelen in strijd met de Landsverordening verdovende middelen en de Wapenverordening. De verdachte had eerder al een gevangenisstraf van 42 maanden uitgezeten voor soortgelijke feiten en was binnen de proeftijd opnieuw in de fout gegaan. Gezien de ernst van de feiten en de recidive, werd een gevangenisstraf opgelegd van een bepaalde duur, alsook een geldboete en hechtenis bij gebreke van betaling.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijs voor medeplegen en medeplichtigheid, en de rol van de verdachte in de gepleegde feiten. Het gerecht heeft de straffen in het licht van de omstandigheden en de eerdere veroordelingen van de verdachte vastgesteld.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 mei en 25 augustus 2017. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.M.E. Mohamed. Ter terechtzitting van 25 augustus 2017 zijn de zaken met parketnummers P-2017/00704 en
P-2016/03419 gevoegd.
De officier van justitie, mr. W. Bos, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het primaire feit in de zaak met parketnummer P-2017/00704 en ter zake van het in de zaak met parketnummer P-2016/03419 onder 1 tenlastegelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer P-2016/03419 onder 2 tenlastegelegde te veroordelen tot één dag hechtenis.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, met inachtneming van de gevorderde en toegewezen wijziging, tenlastegelegd:
In de zaak met parketnummer P-2017/00704
dat hij op of omstreeks 22 januari 2017 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een mobiele telefoon en/of
- een tas inhoudende een laptop en/of een (of meer) headphone(s) en/of een (of meer) geheugendrager(s),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijker te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk(e) geweld en/of bedreiging met geweld onder meer hieruit bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of met dat mes, althans dat op een mes gelijkend voorwerp, in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gezwaaid en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gericht (gehouden) en/of tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd/geschreeuwd: “Dame todo tus cosas. Dinero bolsa y telefono” en/of “Dame tu telefono, dinero todo”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van
- een mobiele telefoon en/of
- een tas inhoudende een laptop en/of een (of meer) headphone(s) en/of een (of meer) geheugendrager(s),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) geweld en/of bedreiging met geweld onder meer hieruit bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of met dat mes, althans dat op een mes gelijkend voorwerp, in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gezwaaid en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gericht (gehouden) en/of tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd/geschreeuwd: “Dame todo tus cosas. Dinero bolsa y telefono” en/of “Dame tu telefono, dinero todo”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
(artikel 2:291, althans artikel 2:294 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
dat [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] op of omstreeks 22 januari 2017 in Aruba met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen
- een mobiele telefoon en/of
- een tas inhoudende een laptop en/of een (of meer) headphone(s) en/of een (of meer) geheugendrager(s),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijker te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk(e) geweld en/of bedreiging met geweld onder meer hieruit bestond(en) dat die [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of met dat mes, althans dat op een mes gelijkend voorwerp, in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gezwaaid en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gericht (gehouden) en/of tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd/geschreeuwd: “Dame todo tus cosas. Dinero bolsa y telefono” en/of “Dame tu telefono, dinero todo”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, toen en aldaar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 22 januari 2017 in Aruba opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door, die [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] naar en van de plaats van het misdrijf te vervoeren en/of op de uitkijk te staan
en/of
dat [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] op of omstreeks 22 januari 2017 in Aruba met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van
- een mobiele telefoon en/of
- een tas inhoudende een laptop en/of een (of meer) headphone(s) en/of een (of meer) geheugendrager(s),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4], welk(e) geweld en/of bedreiging met geweld onder meer hieruit bestond(en) dat die [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of met dat mes, althans dat op een mes gelijkend voorwerp, in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gezwaaid en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gericht (gehouden) en/of tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd/geschreeuwd: “Dame todo tus cosas. Dinero bolsa y telefono” en/of “Dame tu telefono, dinero todo”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, toen en aldaar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 22 januari 2017 in Aruba opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door die [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] naar en van de plaats van het misdrijf te vervoeren en/of op de uitkijk te staan;
(artikel 2:291 jo artikel 1:124, althans artikel 2:294 jo artikel 1:124 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ter zake het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
dat hij op of omstreeks 22 januari 2017 in Aruba tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, namelijk een zware mishandeling met voorbedachten rade (van [slachtoffer]), althans een poging daartoe, opzettelijk een of meer messen en/of een of meer vuurwapens en/of een of meer schroevendraaiers en/of een vervoermiddel (te weten een [automerk]), bestemd tot het begaan van dat misdrijf, verwierf of voorhanden had.
(artikel 2:276 jᵒ 2:120 WvSr)
In de zaak met parketnummer P-2016/03419
1. dat hij op of omstreeks 27 maart 2016 in Aruba opzettelijk een hoeveelheid hennep, althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt, als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I, in bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend;

(artikel 4 lid 1 van de Landsverordening verdovende middelen)

2. dat hij op of omstreeks 27 maart 2016 in Aruba op de openbare weg of op enige voor het publiek toegankelijke plaats te weten de parking lot van [naam bedrijf], een wapen, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad;

(artikel 1 van de Wapenverordening)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Vrijspraak in de zaak met parketnummer P-2017/00704

Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken. Ter toelichting dient het volgende.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte van het hem in bovenvermelde zaak tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft - samengevat - daartoe aangevoerd dat het opzet van verdachte niet gericht was op de beroving, afpersing dan wel zware mishandeling van het slachtoffer, maar op diens mishandeling. Volgens de raadsman kan geen van de onder 1 tenlastegelegde feiten derhalve worden bewezen.
Uit het strafdossier komt het volgende naar voren.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat een Arubaan hem gevraagd had hoeveel hij wilde hebben om een ‘vuelta’ te plegen. Op de vraag van medeverdachte [medeverdachte 1] aan de betrokken Arubaan wat de ‘vuelta’ precies inhield, antwoordde de Arubaan dat hij [slachtoffer] van de [naam bedrijf] voor hem moest mishandelen. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft hem toen geantwoord dat hij hiervoor Afl. 750,00 wenste te ontvangen. De Arubaan ging hiermee akkoord en medeverdachte [medeverdachte 1] ontving Afl. 400,00 als voorschot.. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft vervolgens medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] gevraagd of zij [slachtoffer] wilden mishandelen. Alle drie gingen akkoord met dit voorstel, omdat medeverdachte [medeverdachte 1] hen iets in het vooruitzicht stelde.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen, afzonderlijk en in onderlinge samenhang bezien, volgt dat de medeverdachten een plan hadden beraamd om het slachtoffer in elkaar te slaan. Voorafgaande aan de nacht van 22 januari 2017 hadden de medeverdachten het beoogde slachtoffer al geobserveerd. Uit de verklaringen van de medeverdachten volgt dat verdachte in ieder geval op 22 januari 2017 op de hoogte was van het plan om [slachtoffer] te mishandelen.
Op 22 januari 2017 zijn verdachte en medeverdachten in de auto van medeverdachte [medeverdachte 1] gestapt en zijn zij tezamen naar de [naam bedrijf] gereden, met het opzet om het slachtoffer die avond te mishandelen. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft aan [medeverdachte 2] – die, samen met verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4], buiten de werkplek van het slachtoffer in de auto is blijven wachten - een seintje gegeven dat het slachtoffer in aantocht was, zodat zij hem konden mishandelen. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] zijn vervolgens met wapens of met op wapens gelijkende voorwerpen in hun hand naar het slachtoffer toegerend, die zo schrok dat hij zijn bezittingen spontaan heeft afgestaan. Verdachte bevond zich ten tijde van de poging tot mishandeling in of naast de auto en is, na het plegen van het strafbare feit, tezamen met [medeverdachte 3] weggereden en op zoek gegaan naar [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4].
Medeplegen
Het strafbare feit is primair als medeplegen ten laste gelegd.
Voor medeplegen van een strafbaar feit is een nauwe en bewuste samenwerking tussen de daders vereist. Dit impliceert dat hun opzet gericht is op het gezamenlijk verrichten van de strafbare gedraging. Hiervoor is nodig dat ieder van hen
substantieel- zij het intellectueel of materieel - bijdraagt aan de verwezenlijking van het door hen beoogde strafbare feit. Die bijdrage wordt in de regel geleverd tijdens het plegen van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van dat feit. Die bijdrage kan echter worden geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. [1]
Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte een
substantiëlebijdrage heeft geleverd bij het verwezenlijken van het beoogde strafbare feit, zijnde de mishandeling van [slachtoffer]. Uit de bewijsmiddelen volgt slechts dat verdachte op de hoogte was van het plan van de medeverdachten, aanwezig was in de auto ten tijde van het plegen van het strafbare feit (de poging tot mishandeling met voorbedachte raad) en na afloop gezocht heeft naar de daders. Handelingen na het uitvoeren van het strafbare feit kunnen een indicatie opleveren voor medeplegen, maar zijn op zich onvoldoende om zelfstandig medeplegen aan te nemen. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte [verdachte] een andere bijdrage heeft geleverd aan het plegen van het strafbare feit. Het enkel zoeken naar de medeverdachten is onvoldoende om hem aan te kunnen merken als medepleger. Dit heeft tot gevolg dat verdachte vrij wordt gesproken van het primair ten laste gelegde.
Medeplichtigheid
Voor het geval het primair ten laste gelegde niet tot een veroordeling zou leiden, is het strafbare feit tevens als medeplichtigheid ten laste gelegd.
Wil er sprake zijn van medeplichtigheid dan moet uit de bewijsmiddelen volgen dat verdachte opzet had op zijn eigen bijdrage en op het misdrijf dat hij ondersteunt en voorts moet de medeplichtige daadwerkelijk hulp hebben verleend. Het gaat erom dat de door medeplichtige verrichte handelingen het plegen van het misdrijf door de anderen daad-werkelijk bevorderen dan wel gemakkelijk maken. Medeplichtigheid kent vier vormen:
Opzettelijk behulpzaam zijn bij
Opzettelijk gelegenheid verschaffen
Opzettelijk verschaffen van middelen
Opzettelijk verschaffen van inlichtingen
Zoals reeds overwogen volgt uit de bewijsmiddelen slechts dat verdachte in de auto zat die gebruikt is om op de plaats delict te komen en dat hij deze auto gebruikt heeft om naar de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] te zoeken. Dit is onvoldoende om aangemerkt te kunnen worden als medeplichtige aan het bij medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] bewezen delict.
De conclusie luidt dan ook dat verdachte van de in de zaak P-2017/00704 tenlastegelegde feiten vrijgesproken dient te worden.

5.Bewijsbeslissing

Bewezenverklaring
In de zaak met parketnummer P-2016/03419
Uit de bewijsmiddelen en het verhandelde ter zitting is het gerecht van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde onder 1. en 2. met dien verstande dat bewezen wordt geacht:
1. dat hij op
of omstreeks27 maart 2016 in Aruba opzettelijk een hoeveelheid hennep,
althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt,als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen
of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I,
in bezit heeft gehad en/ofaanwezig heeft gehad
en/of heeft aangewend;
2. dat hij op
of omstreeks27 maart 2016 in Aruba
op de openbare weg ofop enige voor het publiek toegankelijke plaats te weten de parking lot van [naam bedrijf], een wapen, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen
Tijdens een controle op 27 maart 2016 aan een auto die het verkeer belemmerde in de omgeving van [naam bedrijf] zagen verbalisanten een zakje met marihuana in de auto liggen. Verdachte verklaarde dat dit van hem was. Uit het proces-verbaal wegen en testen volgt dat het om 13,6 gram marihuana gaat en uit het monster dat naar het Landslaboratorium is gestuurd volgt dat het monster thc bevat. Bij een fouillering die volgde troffen verbalisanten in de broekzak van verdachte een boksbeugel. Verdachte verklaarde hierover dat hij deze bij zich had om zich te kunnen verdedigen.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

In de zaak met parketnummer P-2016/03419

1. Opzettelijk handelen in strijd met artikel 4, eerste lid, onder C van de Landsverordening verdovende middelen,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening.
2. Overtreding van artikel 1 van de Wapenverordening,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Landsverordening.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van 13,6 gram marihuana en het voorhanden hebben van een boksbeugel. Het gerecht tilt zwaar aan deze feiten. Van marihuana is immers in het algemeen bekend, dat zij de volksgezondheid in gevaar kan brengen én verdachte heeft dan ook de maatschappij bewust aan dit risico blootgesteld.
Verdachte is op 11 juli 2014 veroordeeld tot 42 maanden gevangenisstraf voor heling, alsmede overtreding van de Landsverordening verdovende middelen. Met ingang van 1 december 2015 is hij voorwaardelijk in vrijheid gesteld met een proeftijd van een jaar. Binnen de proeftijd heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een nieuw strafbaar feit.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:13, 1:41, 1:62, 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Het gerecht:
in de zaak met parketnummer P-2017/00704
10.1
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek 4 omschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
10.2
heft het bevel tot gevangenhouding op en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte.
in de zaak met parketnummer P-2016/3419
10.3
verklaart bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
10.4
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
10.5
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
10.6
veroordeelt de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde feit onder 1 tot een gevangenisstraf voor de duur van
tien (10)dagen;
10.7
veroordeelt de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde feit onder 2 tot tot betaling van
een geldboete van Afl. 350 (zegge: driehonderdenvijftig florin), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van zeven (7) dagen.
10.7
heft het bevel gevangenhouding met ingang van heden op.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. Y.M. Vanwersch en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 15 september 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.