ECLI:NL:OGEAA:2017:775

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 oktober 2017
Publicatiedatum
5 oktober 2017
Zaaknummer
EJ nr. 1724 van 2017 / AUA201702012
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontzetting uit het ouderlijk gezag over een minderjarige

Op 3 oktober 2017 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot ontzetting van de moeder uit het ouderlijk gezag over haar minderjarige kind. Het verzoek was ingediend door de Voogdijraad, die stelde dat de moeder niet in staat was om de zorg voor het kind adequaat te vervullen. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 16 augustus 2017 was ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 22 augustus 2017. Tijdens deze behandeling waren vertegenwoordigers van de Voogdijraad en de moeder aanwezig, terwijl de vader niet verscheen en geen verweerschrift indiende.

De feiten van de zaak tonen aan dat de minderjarige, geboren in 2016, na een voorlopige toevertrouwing in een pleeggezin is geplaatst. Eerdere beschikkingen van het gerecht hebben de minderjarige onder toezicht gesteld en toevertrouwd aan de Voogdijraad. De Voogdijraad heeft in haar rapport aangegeven dat er ernstige verwaarlozing van de minderjarige heeft plaatsgevonden en dat de moeder geen inzicht heeft in de behoeften van het kind. De moeder heeft echter betoogd dat zij in staat is om voor haar kinderen te zorgen en dat zij niet op de hoogte was van de speciale behoeften van de minderjarige.

Het gerecht heeft de argumenten van de Voogdijraad en de moeder afgewogen. Ondanks de zorgen over de opvoedkundige kwaliteiten van de moeder, oordeelde het gerecht dat er onvoldoende gronden waren voor ontzetting uit het ouderlijk gezag. De moeder heeft ook de zorg voor een andere minderjarige, waarvoor zij kennelijk wel geschikt wordt bevonden. Daarom heeft het gerecht besloten het verzoek tot ontzetting af te wijzen.

Uitspraak

Beschikking van 3 oktober 2017
Behorend bij EJ nr. 1724 van 2017 / AUA201702012
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van:
DE VOOGDIJRAAD,
kantoorhoudend in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd.
Belanghebbenden:
[naam moeder],de moeder,
[naam vader], de vader,
[naam minderjarige], de minderjarige,
[naam voorgestelde voogdes],de voorgestelde voogdes.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 16 augustus 2017;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 22 augustus 2017, waaruit blijkt dat zijn verschenen A. Emmanuel en J. Brown namens de Voogdijraad, M. Willems namens Fundacion Guia Mi en de moeder. De vader heeft geen verweerschrift ingediend en is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit de moeder is op [geboortedatum] 2016 in [geboorteplaats] geboren [naam minderjarige] (hierna: de minderjarige). De minderjarige is erkend. De moeder oefent van rechtswege het ouderlijk gezag over de minderjarige alleen uit.
2.2
Na de voorlopige toevertrouwing van 14 november 2016 is de minderjarige bij een pleeggezin geplaatst. Bij beschikking van dit gerecht van 24 januari 2017 (EJ-141/2017) is de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld met geleidelijke teruggave van de minderjarige aan de moeder. Bij beschikking van dit gerecht van 16 mei 2017 (EJ-142/2017) is de minderjarige onder toezicht gesteld voor de duur van zes maanden met teruggave van de minderjarige aan de moeder.
2.3
Bij beschikking van dit gerecht van 22 augustus 2017 (EJ-1207/17) is bepaald dat de minderjarige aan de Voogdijraad wordt toevertrouwd totdat omtrent de ontzetting is beslist.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt tot ontzetting van de moeder uit het ouderlijk gezag over de minderjarige met het opdragen van de voogdij aan de Fundacion Guia Mi.

4.DE BEOORDELING

4.1
Voor zover hier van belang bepaalt artikel 1:269 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA) dat de rechter, indien hij het in het belang van het kind noodzakelijk oordeelt, een ouder van het ouderlijk gezag kan ontzetten, onder meer om reden van misbruik van gezag of grove verwaarlozing van de verzorging of opvoeding van een of meer kinderen, slecht levensgedrag of het bestaan van gegronde vrees voor verwaarlozing van de belangen van het kind, doordat de ouder het kind terugeist of terugneemt van anderen die diens verzorging en opvoeding op zich hebben genomen.
De maatregel van ontzetting is de zwaarste en de meest ingrijpende van de bestaande kinderbeschermingsmaatregelen. Deze maatregel maakt immers een einde aan het ouderlijk gezag.
4.2
Uit het rapport van de Voogdijraad van 16 augustus 2017 volgt dat [naam minderjarige] sedert 27 september 2016 bij de Voogdijraad bekend is, na een melding van de medisch maatschappelijk werkster van het ziekenhuis. Volgens deze maatschappelijk werkster was er sprake van ernstige verwaarlozing van de minderjarige. Uit het rapport volgt voorts dat de Voogdijraad van mening is dat de moeder geen inzicht heeft in de ontwikkeling/behoeftes van de minderjarige, noch in haar eigen handelen. Voorts weigert moeder hulp te aanvaarden, heeft zij onvoldoende inkomen om in de behoeftes van de minderjarige te voorzien en mist moeder een gezond netwerk. De minderjarige heeft een hechtingsstoornis, die alleen verholpen kan worden in een omgeving waar zij de nodige aandacht, liefde, en structuur geboden wordt. Dit laatste is het geval in het pleeggezin. Daarom is dit de meest geschikte verblijfplaats voor [naam minderjarige]. Dit alles aldus de Voogdijraad.
4.3
De moeder heeft ter zitting te kennen gegeven dat zij bijstand ontvangt en tijd heeft om voor haar kinderen te zorgen. Zij beseft dat zij incorrect heeft gehandeld toen zij met de vader was. Ook heeft zij aangevoerd dat zij niet op de hoogte was dat de minderjarige speciale aandacht nodig had omdat zij prematuur is geboren. De moeder verzet zich tegen de ontzetting.
4.4
Hoewel uit het rapport van de Voogdijraad volgt dat er twijfels zijn ten aanzien van de opvoedkundige kwaliteiten van de moeder, is het gerecht van oordeel dat er geen sprake is van een of meerdere gronden zoals vermeld in artikel 1:269 BW. Hiervoor moet vast staan dat moeder zich schuldig maakt aan
groveverwaarlozing van de verzorging en opvoeding van de minderjarige, slecht levensgedrag dan wel dat zij
in ernstige matede aanwijzingen van de gezinsvoogd veronachtzaamt. De in het rapport geschetste feiten en omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van het gerecht (nog) geen ontzetting. Daar komt bij dat moeder tevens de zorg heeft voor een andere minderjarige en zij hiervoor kennelijk wel geschikt wordt bevonden.
4.5
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek afgewezen wordt.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
5.1
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven op dinsdag, 3 oktober 2017 door de rechter mr. Y.M. Vanwersch in tegenwoordigheid van de griffier.