In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het een incident tot zekerheidstelling in een civiele procedure. Eiser, woonachtig in Venezuela, heeft een vordering ingesteld tegen gedaagde, gevestigd in Aruba, met een hoofdsom van US$ 440.000,-. Gedaagde heeft verweer gevoerd en gesteld dat eiser vreemdeling is in de zin van artikel 122 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, en dat er geen verdrag bestaat tussen Aruba en Venezuela dat vrijstelling van zekerheidstelling regelt. Gedaagde heeft daarom verzocht om eiser te veroordelen tot het stellen van zekerheid voor de betaling van kosten, schade en rente.
De rechter heeft vastgesteld dat eiser inderdaad vreemdeling is en dat er geen gronden zijn voor vrijstelling van de verplichting tot zekerheidstelling. De vordering van gedaagde is toewijsbaar verklaard. De rechter heeft eiser veroordeeld om binnen twee weken na de datum van het vonnis zekerheid te stellen voor de betaling van de kosten, schade en rente, met een vastgesteld bedrag van Afl. 12.000,-. De zekerheid kan worden gesteld door middel van een storting ter griffie of een bankgarantie van een in Aruba gevestigde bank. Indien eiser niet tijdig aan deze verplichting voldoet, zal hij in de hoofdzaak niet-ontvankelijk worden verklaard.
De beslissing over de proceskosten in dit incident is aangehouden tot de hoofdzaak wordt beslist. De hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze is gebleven, met een rolzitting gepland op 25 oktober 2017 voor uitlating over de zekerheidstelling door eiser of gedaagde.