ECLI:NL:OGEAA:2017:789

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 oktober 2017
Publicatiedatum
10 oktober 2017
Zaaknummer
AUA201601477
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing vergunning tijdelijk verblijf door de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie

In deze zaak heeft appellante, verblijvend in Aruba, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf door de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie. De minister had op 26 februari 2016 het verzoek afgewezen, waarna appellante op 7 april 2016 bezwaar heeft gemaakt. Het uitblijven van een beslissing op dit bezwaar leidde tot een beroep bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 29 augustus 2016. Tijdens de procedure heeft de minister op 30 november 2016 alsnog beslist op het bezwaar, maar dit ongegrond verklaard en de eerdere afwijzing gehandhaafd.

De zitting vond plaats op 21 augustus 2017, waar beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De rechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat appellante enkel het beroep wenste te handhaven om in aanmerking te komen voor teruggave van het griffierecht, nu de minister de bestreden beschikking niet had ingetrokken of gewijzigd. De rechter heeft geconcludeerd dat er geen belang meer was bij het beoordelen van het uitblijven van een beslissing op het bezwaar, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.

De uitspraak werd gedaan op 9 oktober 2017 door mr. M.E.B. de Haseth, en tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen zes weken na de dag van de uitspraak moet worden ingesteld.

Uitspraak

Uitspraak van 9 oktober 2017
AUA201601477
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellante]
verblijvend in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
gericht tegen:
de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.D. van Wilgen (DIMAS).

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 26 februari 2016 heeft verweerder een verzoek van appellante om haar een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen.
Daartegen heeft appellante op 7 april 2016 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het aldus gemaakte bezwaar heeft appellante op 29 augustus 2016 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Op 6 december 2016 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 augustus 2017, waar partijen, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigden, zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
In het verweerschrift heeft verweerder te kennen gegeven dat hij bij beschikking van 30 november 2016 alsnog heeft beslist op het door appellante gemaakte bezwaar. Daarbij heeft hij dat bezwaar ongegrond verklaard en de afwijzing van 26 februari 2016 gehandhaafd. Een afschrift van deze beschikking is bij het verweerschrift gevoegd. Deze stukken zijn eerst ter zitting aan appellante uitgereikt. Daarop is zijdens appellante te kennen gegeven dat zij voornemens is tegen de beschikking van 30 november 2016 rechtsmiddelen aan te wenden en dat zij het voorliggende beroep slechts wenst te handhaven om in aanmerking te komen voor teruggave van het door haar betaalde griffierecht. Onder deze omstandigheden bestaat evenwel geen belang bij het beoordelen van het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het bezwaar van appellante gericht tegen de beschikking van 26 februari 2016.
2.3
Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.4
Nu verweerder de bestreden fictieve afwijzende beschikking niet ten voordele van appellante heeft ingetrokken dan wel gewijzigd, bestaat geen aanleiding voor teruggave van het griffierecht, zoals door appellante verzocht (artikel 30, tweede lid, van de Lar).

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing werd gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 9 oktober 2017 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).