ECLI:NL:OGEAA:2017:79
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure inzake vergunning tot tijdelijk verblijf
Op 6 februari 2017 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, twee Venezolaanse burgers, hadden bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van een verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf, dat hen was geweigerd door de minister van Infrastructuur, Ruimtelijke Ontwikkeling en Integratie. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat verzoekster sub 2 niet had aangetoond over voldoende middelen van bestaan te beschikken, wat vereist was volgens het beleid van de minister. Verzoekers vroegen het gerecht om hen toe te staan dat verzoekster sub 2 de behandeling van het bezwaar in Aruba mocht afwachten en als inwonende dienstbode bij verzoeker sub 1 mocht werken.
Tijdens de zitting op 23 januari 2017 werd het verzoek behandeld. De rechter overwoog dat de verzoekers niet hadden aangetoond dat er sprake was van een spoedeisend belang en dat de belangen van verzoekster sub 2 niet zodanig waren dat de behandeling van het bezwaar niet kon worden afgewacht. De rechter wees erop dat de minister had aangegeven dat verzoekster sub 2 gedurende een jaar na het verstrijken van de geldigheid van haar eerdere vergunning niet zou worden tegengeworpen dat zij in Aruba verbleef zonder een nieuwe vergunning aan te vragen. Bovendien zou, indien het bezwaar gegrond werd verklaard, de vergunning met terugwerkende kracht kunnen worden verleend.
Uiteindelijk heeft de rechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth, rechter-plaatsvervanger, en vond plaats in aanwezigheid van de griffier.