ECLI:NL:OGEAA:2017:792

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 oktober 2017
Publicatiedatum
10 oktober 2017
Zaaknummer
AUA201700274
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen afwijzing vergunning tijdelijk verblijf

In deze zaak gaat het om een beroep in het kader van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van een appellante die een vergunning tot tijdelijk verblijf had aangevraagd. De minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie heeft op 22 april 2016 het verzoek van appellante afgewezen. Hiertegen heeft appellante bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 8 maart 2017 ongegrond verklaard. Appellante heeft vervolgens op 30 maart 2017 beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 21 augustus 2017 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden verschenen.

Op 4 september 2017 heeft appellante echter laten weten dat de vergunning, zoals verzocht, inmiddels is verleend. Hierdoor is het belang van appellante bij het beroep komen te vervallen, wat leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is. De rechter heeft vastgesteld dat de handhaving van de eerdere afwijzing door de minister dient te worden ingetrokken of gewijzigd, en heeft gelast dat het betaalde griffierecht aan appellante wordt teruggegeven. Aangezien het beroep niet leidt tot vernietiging van de bestreden beschikking, is er geen wettelijke grondslag voor een veroordeling in de kosten.

De uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 9 oktober 2017, waarbij de rechter heeft besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en de teruggave van het griffierecht te gelasten. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen zes weken na de dag van de uitspraak kan worden ingesteld.

Uitspraak

Uitspraak van 9 oktober 2017
AUA201700274
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellante],
wonend in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
gericht tegen:
de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.D. van Wilgen (DIMAS).

1.HET PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 22 april 2016 heeft verweerder een verzoek van appellante om haar een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen.
Bij beschikking van 8 maart 2017 heeft verweerder het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Op 30 maart 2017 heeft appellante daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 augustus 2017, waar partijen, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigden, zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Bij brief van 4 september 2017 heeft appellante te kennen gegeven dat aan haar de vergunning, zoals verzocht, is verleend. Onder deze omstandigheden is het belang aan het beroep komen te ontvallen.
2.2
Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.3
Met de verlening van de vergunning dient de handhaving in bezwaar bij voormelde beschikking van 8 maart 2017 van de eerdere afwijzing daarvan door verweerder ten voordele van appellante ingetrokken dan wel gewijzigd te worden geacht. Onder deze omstandigheden bestaat aanleiding te gelasten dat het betaalde griffierecht wordt teruggegeven (artikel 30, tweede lid, van de Lar).
2.4
Nu het beroep niet tot vernietiging van de bestreden beschikking leidt, bestaat voor een veroordeling in de kosten, zoals door appellante verzocht, geen wettelijke grondslag (vergelijk de uitspraken van het GHvJ van 25 januari 2011, ECLI:NL:OGHACMB:2011:BQ0582 en van 23 mei 2014, HLAR 64027/13).

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- gelast teruggave aan appellante van het door haar betaalde bedrag van Afl. 25,- .
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 9 oktober 2017 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).