ECLI:NL:OGEAA:2017:800

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 oktober 2017
Publicatiedatum
16 oktober 2017
Zaaknummer
EJ nr. 1071 van 2017 / AUA201701567
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechter in zaken betreffende gezag over minderjarige kinderen

In deze beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gedateerd 10 oktober 2017, wordt het verzoek van de ouders tot wijziging van het gezag over hun minderjarige kind behandeld. De ouders, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. P.M.E. Mohamed, hebben verzocht om de moeder alleen met het gezag over de minderjarige te belasten. Dit verzoek is ingediend op 22 mei 2017 en is behandeld tijdens een mondelinge zitting op 29 augustus 2017, waarbij ook de Voogdijraad vertegenwoordigd was door mevrouw A. Emmanuel.

De feiten van de zaak zijn als volgt: uit het huwelijk van de ouders is in 2004 een minderjarige geboren. Bij een eerdere beschikking van 31 augustus 2015 is de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken en is bepaald dat zij gezamenlijk met het gezag over de minderjarige zijn belast. De ouders hebben nu om praktische redenen verzocht om de moeder alleen met het gezag te belasten, zodat zij zonder problemen met de minderjarige kan reizen naar Colombia.

Het Gerecht heeft in zijn beoordeling de bevoegdheid van de rechter onderzocht aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het Gerecht concludeert dat de Arubaanse rechter geen rechtsmacht heeft, omdat de minderjarige nu definitief in Colombia verblijft. De ouders hebben het verzoek te laat ingediend, waardoor de Arubaanse rechter zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van het verzoek. De beschikking eindigt met de verklaring van onbevoegdheid van het Gerecht.

Uitspraak

Beschikking van 10 oktober 2017
Zaaknummer EJ nr. 1071 van 2017 / AUA201701567
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[naam verzoeker 1],
[naam verzoeker 2],
wonende in Aruba,
VERZOEKERS, hierna: de ouders,
gemachtigde: de advocaat mr. P.M.E. Mohamed.
Belanghebbende:
[naam minderjarige], hierna: de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 22 mei 2017;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 29 augustus 2017, waaruit blijkt dat de ouders bij hun gemachtigde zijn verschenen. Namens de Voogdijraad was aanwezig mevrouw A. Emmanuel;
  • de akte overlegging stukken, ingediend op 6 september 2017.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit het huwelijk tussen de ouders is op [datum] 2004 in Aruba geboren [naam minderjarige].
2.2
Bij beschikking van dit Gerecht van 31 augustus 2015 is de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken en is bepaald dat de ouders gezamenlijk met de uitoefening van het gezag blijven belast.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt tot wijziging van het gezag, in die zin dat de moeder voortaan alleen met het gezag over de minderjarige wordt belast. Ter onderbouwing van het verzoek is aangevoerd dat de ouders wegens praktische redenen de moeder alleen met het gezag willen belasten, zodat zij van en naar Colombia vrijelijk en zonder problemen met de minderjarige kan reizen.

4.DE BEOORDELING

Bevoegdheid Gerecht

4.1
Ingevolge artikel 429c, lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in zaken betreffende minderjarige kinderen bevoegd, de rechter in eerste aanleg van de woonplaats of, bij gebreke daarvan hier te lande, van het werkelijk verblijf van de minderjarige. Voorts bepaalt artikel 429ba Rv dat aan de rechter geen rechtsmacht toekomt, indien het verzoek onvoldoende aanknoping met de rechtssfeer van Aruba heeft. Van de relevante aanknopingspunten in zaken betreffende het gezag over minderjarige kinderen moet het zwaarste - en doorgaans doorslaggevend - gewicht worden toegekend aan de gewone verblijfplaats van die kinderen, zijnde het uitgangspunt in het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996.
4.2
Volgens het uittreksel uit het Bevolkingsregister van Aruba staat de minderjarige nog ingeschreven als ingezetene van Aruba. De gemachtigde van de ouders heeft ter zitting medegedeeld dat de ouders het verzoek een week voor vertrek bij hem hebben ingediend en dat de minderjarige nu definitief in Colombia verblijft. Ligt de werkelijke verblijfplaats van het kind, zoals in casu, buiten Aruba, dan komt de Arubaanse rechter geen rechtsmacht toe. Uitzonderingssituaties zijn in zeer bijzondere omstandigheden denkbaar, maar het bestaan van dergelijke omstandigheden is hier niet gebleken.
4.3
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, ter terechtzitting van dinsdag 10 oktober 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.