ECLI:NL:OGEAA:2017:822

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 oktober 2017
Publicatiedatum
20 oktober 2017
Zaaknummer
K.G. no. 1807 van 2017 / AUA 2017-2126
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot verkoop van percelen in kort geding

In deze zaak, die op 18 oktober 2017 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, hebben eisers een kort geding aangespannen met als doel gedaagden te verplichten tot de verkoop van bepaalde percelen. De eisers, die gezamenlijk optraden, stelden dat er een spoedeisend belang was bij hun vordering, omdat een aanbod van een geïnteresseerde koper aan een termijn was gebonden. Ze voerden aan dat zij niet langer deel wilden uitmaken van een onverdeelde boedel, aangezien de verdeling in een patstelling was geraakt.

Gedaagden, die zich verzetten tegen de vordering, stelden dat de eisers de normale procedure moesten volgen en dat het Gerecht in kort geding niet kon vooruitlopen op een mogelijke verkoop van de onroerende zaken. Het Gerecht heeft de argumenten van beide partijen gehoord en geconcludeerd dat de vorderingen van eisers niet konden worden toegewezen. Het Gerecht oordeelde dat er geen zwaarwegende belangen van eisers waren die opwogen tegen de belangen van gedaagden, waaronder de woonbelangen van gedaagde sub 2.

Uiteindelijk heeft het Gerecht de vordering van eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, die tot dat moment waren begroot op Afl. 3.000,--. Het vonnis is openbaar uitgesproken door rechter A.H.M. van de Leur in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 18 oktober 2017
Behorend bij K.G. no. 1807 van 2017 / AUA 2017-2126
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in kort geding van:
1.
Eiser sub 1,
wonende in Aruba,
2.
Eiser sub 2,
wonende in Nederland,
3.
Eiser sub 3,
wonende in Duitsland,
4.
Eiser sub 4,
wonende in Nederland,
5.
Eiser sub 5,
wonende in Nederland,
6.
Eiser sub 6,
wonende in Nederland,
7.
Eiser sub 7,
wonende in Nederland,
8.
Eiser sub 8,
wonende in Nederland,
9.
Eiser sub 9,
wonende in Nederland,
eisers,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [Eisers],
gemachtigde: de advocaat mr. M.A. Kock,
tegen:
1.
Gedaagde sub 1,
wonende in Nederland,
2.
Gedaagde sub 2,
wonende in Aruba,
3.
Gedaagde sub 3,
wonende in Nederland,
gedaagden,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [gedaagden],
gemachtigde voor gedaagde sub 1: de advocaat mr. C.F.K.J. Lejuez,
gemachtigde voor gedaagden sub 2 en 3: de advocaat mr. C.S. Edwards.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingediend op 30 augustus 2017;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 22 september 2017.
1.2
Eiser sub 1 is samen met zijn gemachtigde ter zitting verschenen, terwijl eisers sub 2 t/m 9 bij hun gemachtigde zijn verschenen. Gedaagde sub 2 is samen met haar gemachtigde verschenen, terwijl gedaagden sub 1 en 3 bij hun gemachtigden zijn verschenen. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd, mede aan de hand van overgelegde pleitnotities met bijbehorende producties, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
[Eisers] vorderen - na toegelaten wijziging van eis - dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
i.
Gedaagden, vooruitlopend op een verdeling ex artikel 3:185 BW, beveelt om binnen 5 dagen na dit vonnis, hun medewerking te verlenen aan de verkoop van de percelen kadastraal bekend als [kadastrale aanduiding 1] en [kadastrale aanduiding 2] aan de Stichting Odres Nuevos of een nader te noemen derde tegen een verkoopprijs van Afl. 2.158.800,=, en vervolgens op het eerste verzoek van notaris mr. T. Johnson of zijn waarnemer, hun medewerking te verlenen aan de levering van hun erfdeel in voormelde percelen;
ii.
deurwaarder L.R. Morales-Wix als onzijdig persoon benoemt om [gedaagden] te vertegenwoordigen indien een of meer van hen mochten weigeren of nalaten aan de onder i. bedoelde verkoop en levering mee te werken, dan wel bepaalt dat deze uitspraak ex artikel 3:300 BW in de plaats komt van de voor de verkoop en levering van de onroerende zaken noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekeningen van [gedaagden];
iii.
[Gedaagden] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van dit geding.
2.2
[Eisers] gronden (het spoedeisend belang bij) hun vordering op de stelling dat het aanbod van de geïnteresseerde koper voor de bedoelde percelen aan een termijn onderhevig is. Voorts stellen [eisers] dat zij niet zijn gehouden om deel te blijven uitmaken van een onverdeelde boedel, nu de verdeling daarvan tussen partijen in een patstelling is geraakt, en er geen zicht bestaat op reële alternatieven.
2.3
[Gedaagden] voeren verweer dat strekt tot afwijzing van het door [eisers] verzochte, met vordering tot veroordeling van hen in de kosten van dit geding.
2.4
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het spoedeisend belang van [eisers] bij hun vorderingen ligt besloten in de aard en strekking van die vorderingen.
3.2
Bij vonnis in kort geding van 8 juli 2016 in de zaak K.G. 1308 van 2016 (gevoerd tussen eisers sub 1 tot en met 6 tegen onder meer [gedaagden]) heeft dit Gerecht in overweging 4.5 van dat vonnis het volgende overwogen/geoordeeld: “
Het ligt dan ook voor de hand dat eisers de normale procedure volgen, te weten het instellen van een vordering tegen de andere erfgenamen om te komen tot verdeling (art. 3:178 BW). Of het bij die verdeling ook daadwerkelijk tot verkoop van de onroerende zaken komt, valt thans niet in te schatten. In kort geding kan daarop dan ook niet worden vooruitgelopen.
3.3
[Eisers] beogen thans net als in voormeld kort geding [gedaagden] te verplichten tot verkoop van bedoelde percelen, vooruitlopende op een verdeling op de voet van het bepaalde in artikel 3:178 BW in verbinding met artikel 3:185 BW. Zonder nadere uitleg - die ontbreekt - valt in het licht van het door [gedaagden] gevoerde gemotiveerde verweer echter niet in te zien waarom het Gerecht te dien aanzien thans anders moet oordelen of overwegen dan het heeft gedaan in voormeld vonnis. Voormelde geciteerd weergegeven overweging en het daarin neergelegde oordeel hebben ook hier te gelden. De vorderingen van [eisers] zullen reeds daarom worden afgewezen, en alle overige stellingen van partijen - wat van de inhoud daarvan ook zij - kunnen onbesproken blijven.
3.4
Afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet van [eisers] bij toewijzing van hun vorderingen ten opzichte van de belangen van [gedaagden], waaronder de zwaarwegende woonbelangen van gedaagde sub 2, bij afwijzing daarvan.
3.5
Anders dan in voormeld kort geding ziet het Gerecht thans aanleiding om de in herhaling van zetten gevallen en wederom in het ongelijk gestelde [eisers] te veroordelen in de proceskosten gevallen aan de zijde van [gedaagden], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- voor de gemachtigde van gedaagde sub 1 en Afl. 1.500,-- voor de gemachtigde van gedaagde sub 2 en 3. Het thans instellen van een soortgelijke vordering als die in de procedure die heeft geleid tot voormeld vonnis is immers aan te merken als misbruik van procesrecht waardoor [gedaagden] onnodig op kosten worden gejaagd.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
- wijst af het door [eisers] verzochte;
- veroordeelt [eisers] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagden], tot op heden begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde mr. C.S. Edwards en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde mr. C.F.K.J. Lejuez.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2017.