ECLI:NL:OGEAA:2017:837

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 oktober 2017
Publicatiedatum
6 november 2017
Zaaknummer
A.R. 222 van 2016 / AUA201600884
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen en verhaalsmogelijkheden in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. W.G.T.M. Kloes, een vordering ingesteld tegen gedaagden, waaronder gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2, die tezamen met gedaagde sub 3 betrokken zijn bij een onrechtmatige handeling. De zaak betreft een aandelenoverdracht die heeft plaatsgevonden op 1 januari 2008, waarbij gedaagde sub 2 en gedaagde sub 1 aandelen in gedaagde sub 3 hebben overgedragen aan een derde partij in Belize. Eiser stelt dat deze handeling onrechtmatig is, omdat het verhaal op gedaagde sub 2 illusoir is geworden door deze overdracht en het storten van de opbrengst van de verkoop van een onroerend goed in een kort daarvoor opgerichte pensioenstichting.

De procedure heeft geleid tot een tussenvonnis op 17 mei 2017, waarin is vastgesteld dat gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2 onrechtmatig hebben gehandeld. Eiser heeft vervolgens inzicht gegeven in zijn verhaalsmogelijkheden, waarbij hij beslag heeft gelegd op onroerend goed van gedaagde sub 2. De waarde van dit onroerend goed blijkt echter onvoldoende te zijn om de vordering van eiser te dekken. Eiser stelt dat zelfs bij verkoop van de betrokken percelen, de opbrengst niet toereikend zal zijn om zijn schade te vergoeden.

In de uitspraak van 25 oktober 2017 heeft de rechter geoordeeld dat gedaagde sub 2 en gedaagde sub 1 hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die eiser heeft geleden als gevolg van hun onrechtmatige handelen. De schade is vastgesteld op AWG 257.703,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 januari 2008. Daarnaast zijn gedaagden veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op AWG 7.500,00 griffierecht, AWG 639,63 explootkosten en AWG 16.500,00 voor het salaris van de gemachtigde. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

Vonnis van 25 oktober 2017
Behorend bij A.R. 222 van 2016 / AUA201600884
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te Nederland,
domicilie kiezende ten kantore van zijn gemachtigde,
eiser, hierna ook te noemen: [Eiser],
gemachtigde: mr. W.G.T.M. Kloes,
tegen:
1.[Gedaagde sub 1],
2.[Gedaagde sub 2],
wonende te Aruba
3.De naamloze vennootschap
[Gedaagde sub 3]
gevestigd te Aruba,
gedaagden, hierna te noemen:
sub 1. : [Gedaagde sub 1];
sub 2. : [Gedaagde sub 2];
sub 3. : [Gedaagde sub 3];
daar waar gedaagden tezamen worden bedoeld, zullen zij [gedaagden] worden genoemd.
gemachtigde: thans mr. G. de Hoogd.

1.DE VERDERE PROCEDURE

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 mei 2017;
- de aantekeningen ten behoeve van de comparitie van partijen aan de zijde van [Eiser];
- de e-mail d.d. 7 juni 2017 met producties aan de zijde van [Gedaagden] ;
- de brief met producties van 8 juni 2017 aan de zijde van [Gedaagden] ;
- de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen op 14 juni 2017.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VERDERE BEOORDELING

4.1
Voorop wordt gesteld dat volhard wordt bij hetgeen is overwogen en geoordeeld in het tussenvonnis van 17 mei 2017. Hierin is overwogen dat [Gedaagde sub 2] en [Gedaagde sub 1] jegens [Eiser] onrechtmatig hebben gehandeld, indien door hun toedoen het verhaal van [Eiser] op [Gedaagde sub 2] illusoir is geworden. Dit onrechtmatig handelen bestaat uit de aandelenoverdracht op 1 januari 2008 door [Gedaagde sub 2] (60%) en [Gedaagde sub 1] (40%) in [Gedaagde sub 3] aan […] te Belize. Over de toedracht van deze overdracht hebben [Gedaagde sub 2] en [Gedaagde sub 1] nimmer openheid van zaken gegeven. Voorts bestaat het onrechtmatig handelen in het storten van de opbrengst van de verkoop van [Adres nummer 1] direct in de - kort voor de verkoop door [Gedaagde sub 2] opgerichte - pensioenstichting.
4.2
Bij akte ten behoeve van de comparitie van partijen heeft [Eiser] inzicht verstrekt in zijn verhaalsmogelijkheden. Hieruit volgt dat [Eiser] onder meer beslag heeft gelegd op de aan [Gedaagde sub 2] toekomende onverdeelde helft van het perceel [Adres nummer 2] voor een vordering ten belope van AWG 2.150.000,00. Volgens [Eiser] bedraagt de marktwaarde van dit onroerend goed AWG 716.000,00 of wel € 358.000,00. In het geval van vrije verkoop zou [Gedaagde sub 2] hiervan de helft toekomen of wel € 179.000,00. Voorst stelt [Eiser] dat op dit pand nog een hypotheek rust van in totaal AWG 308.000,00 of wel
€ 147.000,00. Dit heeft tot gevolg dat bij onderhandse verkoop, het beslag - aldus [Eiser] - slechts voor een klein deel doel treft.
4.3
Voorst heeft [Eiser] gesteld dat het perceel [Adres nummer 3] weer mede op naam van [Gedaagde sub 2] staat. Blijkens een onweersproken taxatierapport blijkt de waarde van dit perceel AWG 1.325.000,00, ofwel € 662.500,00, waarvan de helft [Gedaagde sub 2] toekomt, zijnde een bedrag ad € 331.250,00.
4.4 [
Eiser] stelt voorts dat, zelfs indien beide percelen [Adres nummer 2] en [Adres nummer 3] - waarvan [Gedaagde sub 2] voor de helft mede-eigenaar is - tegen marktwaarde verkocht worden en hypotheek vrij zouden zijn, dan nog zouden de beslagen onvoldoende zijn om de vordering van [Eiser] te voldoen. Immers, het beslag treft in dit positieve geval
€ 179.000 + € 331.250,00 = € 510.250,00, welk bedrag bovendien veel lager zal zijn in het geval de percelen geëxecuteerd moeten worden.
4.5
Uit het voorgaande volgt dat [Eiser] onvoldoende verhaal kan halen op het thans nog aanwezige vermogen van [Gedaagde sub 2] . Aldus staat vast dat [Eiser] schade lijdt als gevolg van het onrechtmatige handelen van [Gedaagde sub 2] en [Gedaagde sub 1] . Daar komt bij dat thans niet te verwachten is dat nieuwe verhaalsobjecten zullen ontstaan nu [Gedaagde sub 2] met pensioen is en geen bedrijf meer heeft.
4.6
Bij tussenvonnis van 17 mei 2017 is overwogen dat de schade die [Gedaagde sub 2] lijdt ten gevolge van het onrechtmatige handelen, gelijk wordt geacht aan de waarde die [Gedaagde sub 3] op 1 januari 2008 had. Deze waarde is vastgesteld op AWG 429.505,00. Aangezien [Gedaagde sub 2] tot 1 januari 2008 voor 60% aandeelhouder was, bedraagt zijn aandeel in de waarde van [Gedaagde sub 3] 60% hiervan, derhalve AWG 257.703,00. Dit bedrag wordt dan ook toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2008 tot de dag der voldoening.
4.7 [
Gedaagde sub 2] en [Gedaagde sub 1] worden nu zij in het ongelijk zijn gesteld hoofdelijk in de kosten veroordeeld, gebaseerd op 5.5 punten van tarief 8 van het liquidatietarief behorende bij de toegewezen hoofdsom.

5.DE UITSPRAAK

de rechter in dit gerecht:
5.1
veroordeelt [Gedaagde sub 2] en [Gedaagde sub 1] hoofdelijk, des de een betaalt, de ander is bevrijd, te betalen aan [Eiser] de somma van AWG 257.703,00 wegens onrechtmatig handelen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2008 tot de dag der voldoening;
5.2
veroordeelt [Gedaagde sub 2] en [Gedaagde sub 1] hoofdelijk in kosten van de procedure, aan de zijde van [Eiser] begroot op AWG 7.500,00 griffie recht, AWG 639,63 explootkosten en AWG 16.500,00 voor salaris gemachtigde;
5.3
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 25 oktober 2017 in aanwezigheid van de griffier.