ECLI:NL:OGEAA:2017:842

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 oktober 2017
Publicatiedatum
6 november 2017
Zaaknummer
K.G. nr. 1925 van 2017 / AUA201702275
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een pand en betaling van achterstallige huur in kort geding

In deze zaak, die op 25 oktober 2017 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, vorderde eiseres, die in persoon procedeerde, dat gedaagde het pand gelegen aan [adres] onmiddellijk zou ontruimen. Eiseres stelde dat gedaagde in gebreke was met de betaling van huur, met een achterstand van Afl. 4.300,- tot en met juli 2017, en dat de huurachterstand inmiddels was opgelopen tot Afl. 6.100,-. Gedaagde erkende de huurachterstand, maar verzocht om een termijn van één of twee maanden om het pand te ontruimen.

Het Gerecht oordeelde dat het spoedeisend belang van eiseres bij de ontruiming evident was, gezien de langdurige huurachterstand. Het Gerecht wees de vordering van eiseres toe, met inachtneming van de wettelijke bepalingen omtrent ontruiming. Gedaagde werd veroordeeld om binnen dertig dagen na betekening van het vonnis het pand te ontruimen en de achterstallige huur te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op Afl. 899,20 waren begroot.

Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiseres direct kon overgaan tot uitvoering van het vonnis, ongeacht een eventuele hoger beroep. Het Gerecht hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van gedaagde, waaronder het feit dat zij drie minderjarige kinderen had die bij haar inwoonden, maar oordeelde dat dit niet voldoende was om de vordering van eiseres af te wijzen.

Uitspraak

Vonnis van 25 oktober 2017
Behorend bij K.G. nr. 1925 van 2017 / AUA201702275
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
Eiseres,
wonende in Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: [eiseres],
procederend in persoon,
tegen:
Gedaagde,
wonende in Aruba, [adres],
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter openbare terechtzitting van 29 september 2017.
1.2
Partijen zijn in persoon ter zitting verschenen. Zij hebben naast het beantwoorden van door het Gerecht gestelde vragen in twee termijnen het woord gevoerd en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
eiseres] vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde]:
- beveelt om het pand gelegen te [adres], onmiddellijk te ontruimen, met medeneming van alle goederen en personen die zich aldaar van harentwege bevinden en onder afgifte van de sleutels daarvan ter vrije beschikking te stellen van [eiseres], onder verbeurte van een dwangsom van Afl. 500,- per dag voor elke dag of dagdeel dat [gedaagde] nalaat om aan het vonnis te voldoen, met machtiging van [eiseres] om bij gebreke hiervan de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm;
- veroordeelt om aan [eiseres] te betalen Afl. 4.300,- aan achterstallige huur, te vermeerderen met de kosten en wettelijke rente gerekend van 1 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt in de kosten van deze procedure, alsmede het griffierecht van twee maal Afl. 450,-.
2.2 [
gedaagde] erkent dat zij voormeld bedrag verschuldigd is aan [eiseres], en zij verzoekt het Gerecht om haar een of twee maanden de tijd te geven om het gehuurde te ontruimen.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het spoedeisend belang van [eiseres] bij haar vordering volgt uit de aard van die vordering en de daaraan ten gronde liggende stellingen.
3.2
Vast staat tussen partijen het volgende. [eiseres] verhuurt krachtens een daartoe tussen partijen gesloten overeenkomst het gehuurde aan [gedaagde] tegen een maandelijks door [gedaagde] aan [eiseres] bij vooruitbetaling te betalen huurprijs van Afl. 900,-. Verder staat vast dat [gedaagde] tot en met juli 2017 Afl. 4.300,- achterstallig is met de betaling van huur aan [eiseres]. Ter zitting heeft [gedaagde] erkend dat zij ook de maanden augustus en september 2017 niet heeft betaald. De huurachterstand bedraagt tot en met september 2017 Afl. 6.100,-.
3.3
Uit vorenstaande volgt dat [gedaagde] in elk geval 7 maanden achterstallig is met de betaling van huur. In een bodemprocedure valt in dat verband het oordeel te verwachten dat die wanprestatie de ontbinding van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst rechtvaardigt, en dat op die grond de ontruimingsvordering van [eiseres] zal worden toegewezen. Dat brengt met zich dat de thans door [eiseres] op dit punt gevraagde voorziening zal worden toegewezen, met inachtneming van het hierna onder 3.4 en 3.5 vermelde. Er zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken die een ander oordeel kunnen dragen.
3.4
Nu vast staat dat [gedaagde] Afl. 4.300,- verschuldigd is aan [eiseres] uit hoofde van achterstallige huur, en zij de vordering van [eiseres] ter zake van betaling van wettelijke rente over dat bedrag niet heeft bestreden, zal zij worden veroordeeld om bij wijze van voorschot te betalen aan [eiseres] Afl. 4.300,-, te vermeerderen met wettelijke rente zoals hierna vermeld in het dictum en te vermeerderen met Afl. 900,- voor iedere maand dat [gedaagde] na 31 juli 2017 in het gehuurde verblijft.
3.5
Uit het eerste lid van artikel 556 Rv volgt dat [eiseres] de ontruiming niet zelf ter hand mag nemen, en dat gedwongen ontruiming het exclusieve terrein is van de deurwaarder. [eiseres] heeft voldoende aan dit vonnis om de deurwaarder te mogen inschakelen indien [gedaagde] niet vrijwillig tot nakoming daarvan overgaat. In het licht daarvan heeft [eiseres] derhalve geen machtiging nodig om de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen. Voorwaarde is dat het ontruimingsvonnis door de deurwaarder wordt betekend aan [gedaagde], en dat aan [gedaagde] overeenkomstig het bepaalde in artikel 555 Rv bevel wordt gedaan om binnen drie dagen (na ommekomst van de aan haar bij dit vonnis gegunde ontruimingstermijn dus) te ontruimen. De deurwaarder op zijn beurt behoeft geen rechterlijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm van politie en justitie in te roepen indien de deuren van het te ontruimen pand gesloten zijn of de opening daarvan geweigerd wordt. Die bevoegdheid ontleent de deurwaarder immers rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard. Voorziet de instrumenterende deurwaarder problemen, dan kan hij op de voet van (strekking en geest van) de Algemene Politieverordening - zonder dat daartoe rechterlijke machtiging nodig is - bijstand van de politie inroepen. In het licht van dit alles valt van de bodemrechter het oordeel te verwachten dat dit onderdeel van het door [eiseres] verzochte moet worden afgewezen. Dat betekent dat dit onderdeel van de thans door [eiseres] verzochte voorziening zal worden afgewezen.
3.6
Afweging van de belangen van partijen maakt al het vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet van [gedaagde] bij afwijzing van het door [eiseres] verzochte ten opzichte van de belangen van [eiseres] bij toewijzing daarvan. Wel zal aan [gedaagde] op grond van redelijkheid en billijkheid de in het dictum vermelde ontruimingstermijn worden gegund, ermee rekening houdende dat [gedaagde] drie minderjarige kinderen heeft die bij haar inwonen.
3.7 [
gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiseres], tot aan deze uitspraak begroot op (450,- + 224,60 + 224,60 =) Afl. 899,20 aan verschotten.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, recht doende in kort geding:
- beveelt [gedaagde] om binnen dertig (30) dagen na betekening aan haar van dit vonnis het in Aruba te [adres] te ontruimen en te verlaten met alle zich aldaar van harentwege bevindende personen en goederen, en dat appartement onder afgifte van de sleutels daarvan ter vrije beschikking te stellen van [eiseres];
- veroordeelt [gedaagde] om bij wijze van voorschot aan [eiseres] te betalen Afl. 4.300,- aan achterstallige huur, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend van 1 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede vermeerderd met Afl. 900,- voor iedere maand dat [gedaagde] na 31 juli 2017 in het gehuurde verblijft;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiseres], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 899,20 aan verschotten;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 25 oktober 2017 in aanwezigheid van de griffier.