In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, heeft de naamloze vennootschap ISLAND FINANCE ARUBA N.V. (hierna: IFA) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 12 april 2017, waarna IFA op 14 juni 2017 een akte uitlating heeft genomen. De gedaagde heeft geen antwoordakte ingediend, wat leidde tot de verdere beoordeling van de zaak.
Het Gerecht heeft in zijn vonnis van 1 november 2017 geoordeeld dat de door IFA bedongen rente van 28% per jaar nietig is, omdat deze 10% hoger is dan het maximaal aanvaarde percentage van 18% jaarlijks. De primaire vordering van IFA, die gebaseerd was op deze onwettige rente, werd afgewezen. Echter, de subsidiaire vordering van IFA, die gebaseerd was op het toelaatbare rentepercentage van 18%, werd toegewezen, aangezien de gedaagde deze niet had bestreden.
Daarnaast heeft het Gerecht geoordeeld dat de vordering van IFA ter zake van vergoeding van kosten van verkrijging van voldoening buiten rechte werd afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op Afl. 1.333,89 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is uitvoerbaar bij voorraad.