ECLI:NL:OGEAA:2017:860

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 november 2017
Publicatiedatum
9 november 2017
Zaaknummer
A.R. 2361 van 2007/AUA200700002
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake arbeidsongeval en schadevergoeding met betrekking tot de geschiktheid voor passend werk

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, betreft het een arbeidsongeval waarbij de eiser, een asbestopruimer, letsel heeft opgelopen. Het vonnis is gewezen op 1 november 2017 en volgt op eerdere procedures en deskundigenrapportages. De eiser heeft ernstige letsels opgelopen, waaronder contusio cerebri en diverse fracturen, wat zijn mogelijkheden om te werken heeft beïnvloed. De arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat de eiser niet in staat is zijn eigen beroep uit te oefenen, maar wel geschikt is voor andere passende arbeid. De deskundigenrapportages zijn door het Gerecht als duidelijk en consistent beoordeeld. De eiser heeft echter bezwaar gemaakt tegen de geschiktheid van de functie van truckchauffeur, maar het Gerecht heeft dit bezwaar verworpen, aangezien de beperkingen van de eiser dit niet uitsluiten.

Het Gerecht heeft de zaak naar de rol verwezen voor de begroting van de door de eiser gevorderde schade. Het is van belang dat de eiser zijn schade voor het verlies aan verdienvermogen volledig inzichtelijk maakt en onderbouwt met bescheiden. Het Gerecht heeft aangegeven dat de eiser een gespecificeerde opgave van eventuele werkzaamheden die hij heeft moeten uitbesteden aan derden moet overleggen, evenals de kosten die daarmee gemoeid zijn. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen, waarbij de volgende zitting op 29 november 2017 is gepland voor een akte aan de zijde van de eiser, waarna de tegenpartij kan reageren.

Uitspraak

Vonnis van 1 november 2017
Behorend bij A.R. 2361 van 2007/AUA200700002
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[naam eiser],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigden: advocaten mr. M.O. Lopez en G. de Hoogd,
tegen:
de naamloze vennootschap
DALTRA ANTILLES N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Daltra,
gemachtigde: advocaat mr. J.L. Peterson.

1.HET VERDERE VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 24 augustus 2016;
- het deskundigenbericht van [naam deskundige 1];
- het deskundigenbericht van [naam deskundige 2];
- de conclusie na deskundigenbericht van [eiser];
- de conclusie na deskundigenbericht van Daltra.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VERDERE BEOORDELING VAN HET GESCHIL

2.1
Bij deskundigenbericht van 9 januari 2017 heeft [naam deskundige 1], revalidatiearts, gerapporteerd over de medische gevolgen van het ongeval dat [eiser] is overkomen. Samengevat heeft hij aan ongevalsgevolgen genoteerd:
- contusio cerebri; diverse wervelfracturen; ribfracturen links; ulna fractuur links.
De daaruit voortvloeiende klachten zijn door hem aangemerkt als ongevalsgevolg.
De beperkingen zijn door hem samengevat benoemd als: beperkingen bij het uitoefenen van zware activiteiten die een beroep doen op zijn rug en armen; beperkingen bij bukken en buigen en het tillen van zware voorwerpen; langdurig uitoefenen van bovenhandse activiteiten en beperkingen bij zwaardere huishoudelijke taken en sportactiviteiten.
2.2
De arbeidsdeskundige heeft in haar rapport van 6 juli 2017 op basis van de door [naam deskundige 2] geduide beperkingen en haar eigen onderzoek geoordeeld dat [eiser] niet in staat is zijn eigen beroep van asbestopruimer te verrichten, maar dat hij wel in staat is tot het verrichten van passende arbeid. Zij heeft voorts onderschreven dat hij beperkt is bij zware huishoudelijke taken en kluswerkzaamheden (maar dit niet verder gekwantificeerd). Hij is ADL zelfstandig. Het door haar beschreven opleidingsniveau en arbeidsverleden kenmerkt zich, zo het Gerecht begrijpt, als een situatie waarin [eiser] in hoofdzaak is aangewezen op betrekkelijk eenvoudige arbeid.
2.3
Het Gerecht acht de uitgebrachte deskundigenrapportages duidelijk en consistent. De daarin opgenomen bevindingen en conclusies maakt het Gerecht tot de zijne.
2.4
Daltra heeft geen inhoudelijke of procedurele bezwaren ingebracht tegen de deskundigenberichten, maar [eiser] heeft gesteld dat de functie van truckchauffeur niet door de arbeidsdeskundige geduid kan worden als passende arbeid. De arbeidsdeskundige heeft het bezwaar van [eiser] echter onvoldoende geacht, nu uit de beperkingen van [eiser] niet volgt dat hij niet in staat is om in een truck te klimmen en zij heeft voorts aangegeven dat moderne vrachtwagens aanmerkelijk beter geveerd zijn dan een personenauto. Het Gerecht acht de bezwaren van [eiser] onvoldoende zwaarwegend. Allereerst gaat het niet om een situatie dat van [eiser] wordt verlangd dat hij truckchauffeur wordt - aangegeven is slechts dat hij in staat is om dat te doen, terwijl de opmerkingen van [eiser] voorts niet aansluiten bij de beperkingen die door [naam deskundige 1] zijn vastgesteld, waartegen hij geen bezwaren heeft.
2.5
Het bovenstaande leidt dan ook tot de conclusie dat het Gerecht bij de verdere beoordeling de deskundigenberichten tot uitgangspunt zal nemen.
2.6
Het Gerecht komt dan toe aan de begroting van de door [eiser] gevorderde schade. Het Gerecht zal de zaak naar de rol verwijzen, omdat uit de processtukken niet blijkt dat [eiser] zijn oorspronkelijke eis (vergoeding van de schade, nader op te maken bij staat) op enig moment heeft gewijzigd in een concrete vordering - terwijl dat inmiddels wel mogelijk moet zijn.
2.7
Ter verdere afbakening van het geschil zal het Gerecht verder als uitgangspunt nemen dat vanaf 2012 [eiser] weer in staat moet worden geacht om met arbeid inkomen te verwerven. In dat jaar is hij begonnen met het verrichten van werkzaamheden voor zijn huisbaas. Hij heeft daarnaast tegenover de arbeidsdeskundige verklaard - en dat in de processtukken niet weersproken - dat hij geen actieve houding ten aanzien van werk heeft ingenomen, omdat hij bang was de gerechtelijke procedure in zijn nadeel te beïnvloeden. Hij was bang een lagere vergoeding te krijgen. Op [eiser] rust echter een schadebeperkingsplicht en gezien de grote hoeveelheid banen waarvoor de arbeidsdeskundige hem geschikt acht had het mogelijk kunnen zijn om arbeid te gaan verrichten. Voor een eerder moment, zoals door Daltra is bepleit, ziet het Gerecht geen aanleiding. In de eerste jaren was sprake van een forse herstelperiode en daarnaast is onvoldoende gebleken dat Daltra zelf actief pogingen heeft ondernomen om [eiser] naar passend werk te begeleiden. De ontkenning van aansprakelijkheid zal daarbij zeker een rol hebben gespeeld, maar het Gerecht laat dat niet voor rekening van [eiser] komen. Dit betekent dat van [eiser] wordt verwacht dat hij zijn schade voor wat betreft het verlies aan verdienvermogen tot 1 januari 2012 volledig inzichtelijk maakt en onderbouwt met bescheiden. Het Gerecht realiseert zich dat [eiser] in een eerder stadium stukken heeft overgelegd, maar die zijn niet voorzien van een behoorlijke toelichting dan wel schadeberekening.
2.8
Zowel de revalidatiearts als de arbeidsdeskundige hebben aangegeven dat [eiser] beperkt is voor wat betreft zwaardere huishoudelijke taken en zwaarder kluswerk. Het Gerecht wenst van [eiser] een gespecificeerde opgave van eventuele werkzaamheden die hij heeft moeten uitbesteden aan derden en welke kosten daarmee waren gemoeid. Aannemelijk is dat deze schade ook thans nog doorloopt, zodat het Gerecht op dit punt ook een opstelling wil voor de toekomst.
2.9
Indien [eiser] daarnaast nog andere kosten heeft, dient hij die eveneens te specificeren. Samengevat komt het erop neer dat het Gerecht van [eiser] een complete en onderbouwde schadestaat wil, uitmondend in een wijziging van eis. Daarop kan Daltra vervolgens reageren.
2.1
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 29 november 2017 voor een akte aan de zijde van [eiser] (P1), waarna Daltra kan reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 1 november 2017 in aanwezigheid van de griffier.